Ode aan Edith, Fré en Anneke

door • 25 december 2021 • Bewoners, Geschiedenis

Over hoe de nieuwsgierigheid van een hedendaagse Amsterdamse lino-kunstenares haar een verborgen schat deed ontdekken; die het begin werd van een zoektocht, uitmondde in een ‘kennismaking’ met een vakgenoot uit een ander tijdperk, en culmineerde in een boek. En over hoe in die zoektocht ook ónze straat opdook en hoe dat weer leidde tot een (hernieuwde) kennismaking met een oud-bewoonster. Reisverslag van een speurtocht met en naar passie.

Dit verhaal gaat over een paar bijzondere vrouwen. Maar meer nog gaat het over het volgen van je passie, over nieuwsgierigheid en welke nieuwe dingen daar weer uit voortkomen. Het verhaal heeft linken met onze straat, en daarom vertel ik het aan jullie, mijn straat- en buurtgenoten.

Edith

Edith Brouwer

Edith Brouwer is zo iemand die zin heeft in het leven, ervoor gaat en er wat van máákt.

Zowel figuurlijk als letterlijk. Ze heeft jarenlang een kunstgallery bestierd en organiseerde daar menig (kunst)evenement. Leven in de brouwerij. Later gaat ze ook zelf kunst maken en ze legt zich toe op linosneden. Ze blijft exposities organiseren, met eigen werk en dat van anderen. Ik heb werk van haar thuis hangen.

Regelmatig struint Edith tweedehands boekenzaken af voor papier om de lino’s op af te drukken. In 2016 staat ze met een exemplaar van Shakespeare’s De Koopman van Venetië in haar handen met daarin een ex libris (eigendomsmerkje) uit 1931. Deze is gemaakt door ene Fré Cohen voor Henk van Laar. Thuis google-et ze deze namen en zo komt ze er tot haar verrassing erachter dat deze Fré een vrouw is: Frederika Sophia Cohen. “Dat was wel bijzonder. De meeste grafici in die tijd waren mannen. Mijn interesse was gewekt. Wie was deze vrouw? Ik wilde er meer van weten,” vertelt Edith in haar Amsterdamse atelier. Het is het begin van een bijzondere zoektocht en het begin van haar schrijverschap.

Fré

Brouwer raakt gefascineerd door deze vrouw, die net als zijzelf lino’s maakte maar ook veel meer dan dat: ze was grafisch vormgever, schilder en kunstenaar. Ze kon er zelfstandig van leven, wat in haar tijd (ze leefde van 1903 – 1943) wel bijzonder was. Een vrouw die haar eigen brood verdiende in een door mannen gedomineerd vak.

Fré Cohen – Lino door Edith Brouwer

Er is aardig wat werk van haar bewaard gebleven en er zijn ook al eerder exposities over haar georganiseerd geweest. Maar telkens opnieuw raakt deze vrouw weer in de vergetelheid. En over haar privéleven is vrij weinig bekend. Edith duikt erin en komt steeds meer te weten. Fré fascineert haar. Edith organiseerde al jaarlijks een ‘Ode aan de lino’ (een expositie met werk van lino kunstenaars) maar besluit nu een ode aan Fré te organiseren: ze gaat een boek over haar schrijven. Een roman gebaseerd op ware gebeurtenissen. Edith kruipt in het hoofd van deze gepassioneerde en getalenteerde vrouw en wekt haar tot leven tegen de achtergrond van het opkomend socialisme en fascisme van het Amsterdam van de jaren ’20 en ’30. Zie ook mijn kersttip.

Ik ontmoet Edith voor het eerst op mijn eigen bruiloft in 2011. Mijn goede vriend Pierre vraagt een paar weken voor ons huwelijk of hij iemand mee mag nemen. “Alleen als het een heel leuk iemand is,” plaag ik hem. Als ik ze samen zie binnenkomen en helemaal als ik haar later spreek denk ik: wat een leuke vrouw! En zo word ik ook bevriend met Edith.

In september 2020 organiseert Edith een meerdaagse in Friesland voor een aantal vriendinnen van haar. Met z’n vijven zitten we in een prachtig verbouwd kerkje en leren elkaar kennen – Edith is de spil. ’s Avonds eten we samen, overdag wandelen we of werken we ieder aan ons eigen project. Edith is dan al bezig met haar boek en heeft een paar hoofdstukken af. Ik mag meelezen en commentaar geven. Ze leest voor, ik geef suggesties en zij verwerkt dat weer in een volgende versie. Ik heb bewondering voor haar doorzettingsvermogen en haar passie. Op de laatste dag geeft Edith een lino-workshop en gaan we met eigen gemaakte boekenleggers naar huis. We zijn verrast door de creatieve kant in onszelf. Dat is wat Edith met je doet. Ze maakt er wat van en laat je er zelf ook wat van maken.

Een paar maanden later krijg ik een telefoontje van Edith. Ze heeft een ontdekking gedaan. Fré Cohen heeft grafisch werk gemaakt voor het blad van de Joodse vrouwenraden, Ha’Ischa (De vrouw). Het ontwerp voor de eerste editie uit 1929 is van haar hand. Ze stuurt me een foto van het omslag en vraagt me goed te kijken. Verrek! Het secretariaat van dit blad is gevestigd aan de Graaf Florisstraat 89 te Rotterdam! Het huisnummer waar onlangs nieuwe buren zijn komen wonen. En, zo blijkt na bespreking op de redactie van onze TelegraafFloris, waarvan de oud-bewoonster die daar voor en in de oorlog leefde, eerder is geportretteerd in deze krant. Werd het secretariaat van Ha’Ischa gevoerd door de moeder van deze oud-bewoonster? En zou zij Fré Cohen gekend hebben? Ik besluit op onderzoek uit te gaan.

Anneke

Ik mail mevrouw Anneke van den Bergh-Tels, en krijg de volgende dag al antwoord. We maken een belafspraak. Mevrouw Tels is al in de negentig. Haar lijf wil niet zo meer, maar ze is zeer helder van geest. Ze graaft in haar geheugen en komt met mooie anekdotes en deelt ook pijnlijke herinneringen.

Anneke van den Bergh-Tels

Het was inderdaad haar moeder die de redactie voerde voor Ha’Ischa. Daar zat een grappig verhaal aan vast, dat met smaak werd verteld binnen de familie. Haar moeder was gevraagd voor de redactie van Ha’Ischa. Maar later werd ze beschroomd benaderd dat het toch niet door kon gaan. Het was namelijk gebleken dat ze geen ‘goppe’ had gehad (een joodse huwelijksvoltrekking), alleen een burgerlijk huwelijk. “Mijn moeder reageerde daar heel nuchter en laconiek op. Ze antwoorde: ‘Dan doen we dat toch even?’ En zo geschiedde.” Een paar dagen later zijn ze in het geniep in alle vroegte van huis gegaan en hebben alsnog een goppe gekregen bij de opperrabijn. Bij thuiskomst zei haar 3-jarige broer (Anneke was zelf nog niet geboren): Mazzeltof. Dat had zijn moeder hem geleerd. En zo was het opgelost en kon haar moeder alsnog toetreden tot de redactie. En zo kon het gebeuren dat Edith haar naam en adres vond op één van de edities ontworpen door Fré Cohen.

‘…niet altijd zoo blijven…’

“Mijn moeder was een hele leuke vrouw,” zegt Anneke. “Heel intelligent, ze schreef goed, was geestig en erg aanwezig; iedereen was dol op haar.” Helaas stierf haar moeder op haar zestigste. Anneke heeft geen werk meer van haar moeder. Of haar moeder Fré Cohen gekend heeft, dat weet ze niet. Anneke was zelf nog maar een kind toen de oorlog begon, en het tijdschrift is toen gestopt. Ik bericht Edith over mijn contact met mevrouw Tels en haar verhaal. Daarop gaat Edith weer verder op onderzoek uit. Ze heeft online een paar exemplaren van Ha’Ischa opgeduikeld waar mevrouw Tels-Elias zelf ook in heeft gepubliceerd. Ik vind een verhaal van haar dat mij raakt als moeder. Over hoe zij ’s nachts haar bed uit gaat als haar zoontje huilend wakker wordt en haar roept, en hoe zij hem weer stil krijgt; en beseft dat zij – nu nog – zijn ‘alles’ is. Het eindigt zo: “En ik denk nederig: Het zal wel niet altijd zoo blijven, dat alleen door mijn tegenwoordigheid alle krachten van de duisternis bezworen worden, en de rust weer binnenkomt. Er komt ook nog wel een tijd dat moeder niet meer zo heel veel beteekent in het leven van Rolfje.

   Maar nu beteeken ik nog alles….

   Nu heb ik nog alles….

   Het koninkrijk, en de macht, en de heerlijkheid….”

Ik stuur de exemplaren door naar Anneke Tels. Zo komt het verleden toch weer even om de hoek kijken, en een stuk (familie)geschiedenis naar boven.

Joodse school

Als meisje zat Anneke op de Van Oldebarneveltschool, “een hele goede school indertijd.” Ik kan beamen dat dat nog zo is. In de zomervakantie van ’41 krijgen Joodse kinderen te horen dat ze na de zomer niet meer welkom zijn op hun eigen school. Anneke maakt de lagere school af op een speciale Joodse school, waar zij samen met de dochter van Opperrabijn Davids dagelijks heen stept. Fietsen zijn dan al gevorderd. Ze leert er nauwelijks iets nieuws, ze had alles al gehad op haar oude school. “Werkelijk een heel goede school.”

Daarna volgt de middelbare Joodse school, maar mevrouw Van den Bergh-Tels weet niet meer zo goed waar dat was. Ik besluit te google-en en kom tot de ontdekking dat RTV Rijnmond juist aandacht heeft besteed aan het feit dat 80 jaar geleden in diverse gemeenten in Nederland Joodse scholen werden opgericht, zowel lagere scholen als middelbare scholen. In Nederland werden zo’n dertien Joodse lycea opgericht. De meeste van deze scholen hebben een herdenkingsmonument, zoals een website, boek of plakkaat. Maar Rotterdam niet. RTV Rijnmond is nu een een zoektocht gestart naar de weinig overlevende kinderen van het Joods Lyceum in Rotterdam . Anneke Tels blijkt één van hen te zijn. “Mijn broer en ik zaten op het lyceum aan de Speelmanstraat, heb ik vanavond uitgevonden,” mailt ze me terug nadat ik haar deze informatie heb doorgegeven. Ze heeft de leraren op de foto herkend en weet daardoor dat het haar school was.

Klas 3 van het Joods Lyceum in Rotterdam. De foto is gemaakt in 1942. door Yolanda Hornman

Haar gezin weet lange tijd uit handen van de bezetter te blijven, doordat ze op de Barneveld-lijst weten te geraken. Lees er meer over in een eerder interview met haar. Maar uiteindelijk eindigen ze toch in Theresienstadt, waar ze aan het eind van de oorlog worden uitgeruild voor medicijnen en zo in Zwitserland terecht komen. Na de oorlog wil haar moeder, weduwe, niet meer terug naar Rotterdam. Ze vestigen zich in Den Haag. Anneke is erg aangeslagen door de oorlog, heeft geen aansluiting meer op school. Haar moeder stuurt haar naar een psycholoog met als doel dat hij haar moet overhalen weer naar school te gaan. Maar na de intake is het oordeel: ga direct van die school af. Ze wordt lerares stenografie en werkt een tijd bij Schoeffers. Ze trouwt jong, krijgt twee kinderen, maar na 10 jaar strandt dat huwelijk.

Later ontmoet ze een verre neef, met wie ze zal hertrouwen. ‘Bij mijn moeder staan de huwelijkskandidaten voor de deur’, zeiden haar kinderen destijds. Ze kan er nóg hartelijk om lachen. De neef heeft ook in Theresienstadt gezeten. “Onze families kenden elkaar, we hadden een gedeelde geschiedenis. We hoefden elkaar niets uit te leggen.” Met hem is ze nog 30 jaar getrouwd geweest. Toen haar kinderen de deur uit waren is ze maatschappelijk werkster geweest bij Beth Shalom.

En zo heeft de zoektocht van Edith en haar passie voor Fré me op het pad gebracht van Anneke. En zo ben ik erachter gekomen dat Anneke, opgroeide in de Graaf Florisstraat in een kring van voornamelijk intellectuele joden, die het pad heeft gekruist van Fré Cohen. Heden en verleden, Amsterdam en Rotterdam, kunst en cultuur, oorlog en vrede; ze kruisen elkaar, raken elkaar aan, ontmoeten elkaar.

Lezing en workshop

Zodra het corona-technisch weer mogelijk is, organiseer ik een lezing in ons Hoekpandje. Je kunt dan Edith Brouwer ontmoeten, die een lezing zal geven over het leven en werk van Fré Cohen. En net als Fré en Edith zelf, kun jij ook de kunstenaar in jezelf ontmoeten. Want Edith zal in ons Hoekpandje ook een lino workshop geven voor zo’n 8 tot 10 personen, waarin we onze eigen boekenleggers zullen maken van lino-snedes. Meer informatie volgt zodra er weer meer mogelijk is. Kun je je nu vast verheugen… en genieten van het boek!

Nina Huygen

Gerelateerde artikelen

Comments are closed.