Nummer 103 AB, probleemhuis of niet ?

door • 9 oktober 2014 • Bewoners

Autovernielers?

Op 27 december 2011 werd ik om 4:00 uur ’s ochtends uit mijn bed gebeld door de politie. Of ik even beneden wilde komen want mijn auto was in elkaar gereden, terwijl hij geparkeerd stond in de straat. Een overbuurman had hun gebeld. Deze was inmiddels al naar bed en de politie wist verder ook van niets dus ik kon gissen naar de toedracht. De dader was onbekend. De dag erop kon ik langs komen op het bureau om aangifte te doen.

De volgende ochtend werd ik gebeld door een andere buurman die wakker was geworden van de klap die nacht. Toen hij ging kijken had hij 3 jongens van ’dat junkiehuis verderop’ lachend en zingend om mijn vernielde auto zien dansen, waarbij ze onderdelen van de auto als trofee in hun handen hielden. Dat klonk niet best. Of zij er nou wat mee te maken hadden of niet, mijn auto was total loss en ik moest minimaal 2 getuigenverklaringen hebben om via het waarborgfonds nog iets van de verzekering terug te krijgen. Ik moest er dus langs. ’Dat junkiehuis verderop’ bleek van een kamerverhuurbedrijf en aangezien ik daar geen gehoor kreeg belde ik de beheerder. Deze beloofde me dat hij contact met de bewoners zou opnemen.

Pas een dag later trof ik de overbuurman,die de politie had gebeld, thuis en van hem kreeg ik gelukkig het relaas te horen.

Een kleine donkere Citroën had die bewuste nacht hard door de straat richting Heemraadssingel gereden, maar had moeten afremmen toen hij niet verder kon bij het fietspad. Blijkbaar had de automobilist de bocht terug naar de Heemraadssingel niet gezien, want hij reed met volle vaart achteruit de Graaf Florisstraat weer in. Bij de drempel in de straat moet hij de macht over het stuur verloren hebben, want de auto week daar van zijn koers af en reed met zijn achterkant vol in op mijn auto, die daar geparkeerd stond. Hoewel ook de Citroën veel schade moet hebben gehad, er lagen immers onderdelen ervan op weg, reed hij nog wel. Bliksemsnel immers wist de bestuurder de auto een stukje vooruit te bewegen om vervolgens midden op de straat zijn weg achteruit te vervolgen tot de eerste zijstraat, de Beatrijsstraat. Daar verdween hij tegen de rijrichting in uit het zicht van mijn overbuurman. Het was te donker geweest om een kenteken te noteren.

Toen ik thuis kwam lag er een briefje van Arno van nr. 103B in de brievenbus.

Arno

Arno bleek een luidruchtige man met veel bravoure maar een klein hartje. Toen hij van zijn huisbaas te horen had gekregen dat hij die man met die vernielde auto moest helpen was hij direct langs gekomen. Zijn verhaal klopte met die van de overbuurman. Arno was die avond met een paar vrienden uit stappen geweest en op de terugweg naar huis had hij een auto achteruit horen rijden gevolgd door een klap. Hij was zelf automonteur geweest en had aan het motorgeluid kunnen horen dat de auto vol gas had gereden. Vervolgens had hij hem gierend horen wegrijden. Eenmaal ter plekke van het ongeval hadden ze inderdaad een klein feestje gevierd. Zomaar voor de gein. Dat ze zich daarmee nogal verdacht maakten was niet tot hen doorgedrongen.

Sindsdien zag ik Arno met zijn huisbewoners regelmatig ’feestjes’ vieren op straat, vooral als het mooi weer was, waarbij gezegd moet worden dat Arno daarbij het hoogste woord had. Ik wist dat ze geen kwaad in zin hadden, maar ook dat hun gedrag door de straat niet altijd op prijs gesteld werd. Het onbegrip was wederzijds. ”Wij worden met de nek aangekeken door de straat omdat we een pilsje drinken op de stoep, maar ik werk ook”, zei Arno verongelijkt een keer tegen mij toen ik langs kwam. Aan de andere kant wist ik van naaste buren dat zijn extraverte gedrag nogal inbreuk maakte op hun privacy.

Arno bleek wel bereid te helpen als het nodig was. Toen ik dit voorjaar een pallet met zakken aarde naar boven moest dragen voor een daktuin boodt hij me aan mee te sjouwen voor 2 pilsjes. OK de helft van de zakken is blijven liggen omdat het werk zwaarder bleek dan gedacht, maar toch heeft het geholpen.

Roland, Deborah, Sevim en Erik

Roland, Deborah, Sevim en Erik

Op bezoek

Junkiehuis, reclasseringshuis waren zo al twee termen die ik had gehoord als duiding van het pand op 103, maar wat is het nu eigenlijk echt? Tijd voor een gesprek met enkele bewoners.

Op de stoep van 103 ontmoet ik Erik, Roland en Deborah. De andere bewoners zijn niet thuis. Deborah woont in de benedenvoorkamer op 103B. Naast haar woont een Bulgaarse vrouw en op de verdieping 2 mannen, Henk en Rik. Op A wonen behalve Erik en Roland nog de schipper, die op de grote vaart zit en slechts af en toe thuis is en Ben, die mank loopt omdat hij problemen heeft met zijn heup. Folly een jonge kunstenaar is net verhuisd.

Al gauw hoor ik dat Arno, die de kamer boven Deborah had, er sinds het begin van de maand ook niet meer woont tot ieders opluchting. Zijn oude kamer wordt op het moment verbouwd. ”Een hoop ellende werd door hem veroorzaakt, maar nu is alles weer rustig”, wordt me verzekerd. De bewoners lijken blij dit even te kunnen uiten. De sfeer is relaxed. Deborah serveert een kopje thee.

Het pand is sinds kort in andere handen is overgegaan. De eigenaar/beheerder is deze zomer plotseling overleden. Zijn vader, die al eerder eigenaar van het pand was kreeg het toen weer voor het zeggen. Hij heeft direct Arno eruit gegooid toen deze weer eens problemen had veroorzaakt waarbij ook politie betrokken was. ”Zijn zoon had altijd een hand boven Arno’s hoofd gehouden ondanks de last die hij veroorzaakte” vertelt Deborah. Daarna heeft de vader de boel verkocht.

De nieuwe eigenaar gaat verder met orde op zaken stellen. Het hele huis wordt opgeknapt en er komen huisregels. Wel een beetje streng vindt Erik, maar iedereen is het er over eens dat het nodig is.

Kort geleden was er toch nog een incident. Ben, die boven op het zolderkamertje woont, neemt zo nu en dan vrienden mee die geen slaapplaats hebben. Hij is verder een hele rustige man, hij is er bijna nooit. Ook die bewuste dag niet toen die jongen die bij hem geslapen had terugkwam uit de stad om zijn spullen op te halen. Er zitten geen bellen bij de voordeur dus werd er met de brievenbus geklepperd. Erik was nogal pissig geworden van dat lawaai en had uit het raam geroepen dat hij op moest lazeren omdat de manke er niet was. Na wat bekvechten liep de zaak uit de hand en trapte de jongen de voordeur in. „Hij moest natuurlijk ook zijn slaapzak hebben om weer ergens te kunnen slapen die nacht”, begrijpt Deborah wel. Dit was wel het laatste incident is iedereen van overtuigd, want volgens de nieuwe regels mag er niet zomaar meer mensen meegenomen worden. Vanaf nu wordt het rustig.

Deborah

Sinds december 2013 woont Deborah (45) in het huis. Na een poosje in een opvanghuis van het Leger des Heils gewoond te hebben heeft ze zelf deze kamer gevonden. Ze had geen drugsproblemen maar relatieproblemen. Ze was zo stom geweest om haar huisje in Schiedam op te zeggen om toe te geven aan het aandringen van haar vriend om samen te gaan wonen. En ja, dan leer iemand pas echt kennen. De vriend bleek cocaïne verslaafd en het liep al gauw uit op een vreselijke ruzie. Hij begon haar te slaan. Nu is Deborah professioneel kickbokser geweest. „Ik heb veel in de ring gevochten maar deze partij was de mooiste van mijn leven”’ zegt ze met trots. Haar vriend belde uiteindelijk zelf de politie. Na dit incident heeft ze het huis van haar vriend verlaten al haar spullen achterlatend en is naar Amsterdam vertrokken. Ze heeft een poos in een hotel gewerkt, maar moest daar mee stoppen wegens ziekte, o.a. een zware hernia. Ze is toen weer naar Rotterdam teruggekomen omdat haar kinderen, twee dochters en een zoon, hier wonen. Zoon Sidney (22) zit muisstil achter de PC tijdens ons gesprek. Hij woont om de hoek in een kamertrainingsproject en is vaak bij zijn moeder. Ook krijgt Deborah vaak bezoek van Sevim, een jonge Turkse meid, die haar als een moeder beschouwt.

Deborah komt uit Suriname, maar ze heeft in Frans Guyana op school gezeten. Op een gegeven moment had ze 3 paspoorten, Frans, Surinaams en Nederlands. Toen ze op haar 16e naar Nederland kwam had ze een enorme taalachterstand. Frans en Surinaams waren tot dan toe haar eerste talen geweest. Uiteindelijk heeft ze die achterstand snel weggewerkt en hier een technische opleiding gedaan. Verbouwen, stucen, loodgieterswerk , ze kan het allemaal en ze houdt ervan om aan (liefst oude) auto’s te sleutelen, maar haar eigenlijke vak is het repareren van digitale camera’s. Daar is ze nu helaas voor afgekeurd.

Haar vader woont op Aruba. Daar kwam ze pas achter toen ze ging trouwen en uit ging zoeken wat haar echte achternaam was. Haar moeder had haar altijd doen laten geloven dat haar toenmalige vriend ook haar vader was. Ze heeft nu geen contact meer met haar moeder, met haar vader wel. Hij was vroeger visser en heeft nog een vrouw en kinderen op de Antillen.

Deborah is blij met haar kamer. ”Ik heb niet meer ruimte nodig en samenwonen doe ik toch niet meer, ik heb het wel gehad met relaties.” Al gauw komt het gesprek op Arno. Hij wilde aanpappen met haar, maar daar heeft ze snel een stokje voor gestoken. „Ik ben wel lekker, maar niet voor jou!” had ze hem toegeroepen. ”Hij was niet goed in zijn hoofd”, vertrouwt ze me toe. ”Als hij geen drugs gebruikt had en niet gedronken kon hij wel aardig zijn, maar de slechtheid overheerste. Iedereen had last van hem. Hij pakte altijd de fiets van de Bulgaarse buurvrouw en gooide hem naar buiten onder het mom dat ze kankerbulgaren waren en toen ik niet op zijn avances inging was ik een kankerzwarte. Hij was ook paranoia. Hij was er van overtuigd dat manke Ben op zijn kamer was geweest toen hij er niet was en heeft hem daarom de trap afgeduwd onder dreiging van Vieze ouwe, ik ga mijn pistool halen. Ben heeft toen aangifte gedaan en dat was de laatste keer dat de politie is gekomen.”

„Nu is het klaar”, verzucht ze, ”we kunnen ademen, de zwakke schakel is eruit. Iedereen durft nu naar buiten te treden. Ik heb al voorgesteld een keertje wat in de tuin te gaan doen met zijn allen. Barbecueën. We hoeven niet de beste vrienden te zijn, maar we moeten wel met elkaar omgaan in dit pand.”

Roland

Acht jaar nu woont Roland (58) in het huis en is daarmee een van de oudgedienden. Alleen de schipper woont er langer. Hij houdt van rust. Zijn grootste hobby is dan ook vissen. Bijna elke dag kun je hem tegenkomen op zijn stekkie aan de Heemraadssingel. Meestal alleen en soms met zijn maat Jan. Dan wordt er een wedstrijdje gehouden. Ze kennen elkaar zeker al 30 jaar. Op het moment dat ik kom aanlopen staat Roland op 7 vissen en zijn Jan op 4. Ze hebben wel een visakte bij de viszaak gehaald, want een boete van 120 euro wil Roland niet nog een keer aan zijn broek krijgen. Een paar jaar geleden is dat gebeurd. Een visakte is maar 5 euro voor een jaar. Ze kunnen er overal mee vissen, behalve in de Maas.

Roland haalt nummer 8 naar boven. ”Je kan hier echt dagen voor de kat z’n kut zitten, maar nu gaat het achter elkaar.”

”Je ziet ze niet eens wegzwemmen, zo snel zijn ze”, zegt hij als hij de vis weer het water in laat.

”Wel een geconcentreerd werkje, hè?”

”Als je effe niet oplet gaat je dobber ineens onder.”

Hoppa, Jan haalt nummer 5 naar boven.

Er zit vis genoeg. Gisteren had Roland een klein voorntje aan de lijn die op het zelfde moment gegrepen werd door een snoek. Hij zag het beest zo liggen maar kon hem er niet uit krijgen. Hij had geen schepnet bij zich.

We praten even over Folly, de jongen die net verhuisd is uit het pand. ”Hij woonde er nog maar kort, een maand of 4”, zegt Roland, ”Hij was eruit gegooid door zijn vriendin en heeft toen deze kamer gehuurd, maar inmiddels heeft hij een andere vriendin gevonden en nu gaat-ie weer samenwonen. Nogal stom hè, als je net een pak op je donder hebt gehad, maar hij zal binnenkort wel weer terugkomen.”

Roland vindt het ook een stuk rustiger nu Arno weg is.

”Wat vind je van het idee om een barbecue te gaan houden met het hele huis?”

”Ik ben niet zo’n eter……Dat heb ik me hele leven al gehad.”

”Een paar jaar geleden in een kerk boden ze hem een kilo biefstuk aan, maar dat wou-ie zelfs niet”, beaamt Jan.

Erik

Met behoud van uitkering werkt Erik twee dagen per week bij een bloementeler aan de Noorddijk. Hij maakt bestellingen klaar voor de bloemenveiling. Hij vindt het heerlijk werk, maar hoop dat hij daar een nieuwe baan krijgt heeft hij niet. ”Met 53 jaar ben je gewoon te oud.” Eerder al heeft hij een dergelijke stage gelopen bij de Roteb. Hij was de enige met een BE-rijbewijs. Hij reed de busjes met aanhangwagens waar een hogedrukspuit op gemonteerd zit. Ook bij ons in de straat worden die ingezet om de straat schoon te spuiten. Ze wilden hem bij de Roteb graag in dienst nemen, maar er was geen geld voor. Er moest bezuinigd worden.

Erik vindt het heerlijk wonen in de Graaf Florisstraat. Hij heeft alles wat zijn hartje begeert, behalve een vaste baan dan. En het is ook lekker rustig sinds een zeker persoon vertrokken is. Wel heeft hij wat moeite met sommige regels van de nieuwe huisbaas. Natuurlijk begrijpt hij wel dat er eindelijk rust in de tent moet komen, maar de regel dat ze ongevraagd op ieders kamer mogen komen ook als die persoon er niet is, daar is hij fel op tegen. Daar wordt niet voor getekend. Ook het feit dat hij zijn fiets niet meer in de kelder mag zetten, vindt hij onzin. Het verbaasde me dat er een kelder was in het bovenhuis op nr. 103A. Erik laat me het fenomeen ’klaptrap’ zien. Een deel van de trap kan naar boven opgeklapt worden via een systeem van katrollen met contragewicht, zodat er een opening met een trap naar de kelder vrij komt. Zeer ingenieus.

Verder is het ook jammer dat er tijdens het koken niet meer gerookt mag worden, want een sigaretje bij het koken is het lekkerste wat er is. Maar goed, daar valt dan nog wel overheen te komen.

Jeroen van der Beek

Jeroen van der Beek
Laatste berichten van Jeroen van der Beek (alles zien)

Gerelateerde artikelen

Comments are closed.