Van Centre verhalen

door • 10 oktober 2014 • Bewoners

Op het kruispunt in de straat waar Orange Company en hoekpandje nr 22 huizen, zit ook het “Van Centre” zoals het bordje verteld. Zou dat ook een atelier of andere werkplek zijn?

Van Centre bordje

Van Centre bordje

Melle (samen met Eva bewoner van het pand) weet te vertellen dat het ‘gewoon onze huiskamer’ betreft. Hoe zit het dan met dat bord? “Oh ja, dat bord. Dat hing er al. Hij doet het ook! Ik vergeet het alleen altijd aan te zetten.”

Schijnbaar woonde er ooit een man met zijn gezin die helemaal gek was van Amerikaanse campers en die is een import bedrijf begonnen  In de kelder zie je nog steeds sporen van een draagbalkconstructie en de huiskamer werd de showroom. Maar dat was toen.

Nu is het Van Centre een plek waar Melle en Eva wonen en af en toe ook werken. “Net als veel mensen zit ik veel achter de laptop en dat kan ook aan de keukentafel”. De huiskamer fungeert soms als atelier, soms als vergaderruimte. “Maar dan bezet je wel meteen het hele huis”.

Het Van Centre is geen open ruimte maar ze hebben wel vaker met het idee gespeeld om iets te doen met de winkelfunctie van het pand. Door het bankje voor de deur is er toch veel interactie met de mensen buiten op straat. Overdag blijkt het bankje net op tijd voor Chinezen uit het bejaardentehuis die de hoek niet halen, of voor de achterbuurvrouw en haar kinderen die zelf geen buiten hebben. S ‘nachts is het een plek waar hele huwelijken worden uitgevochten en hang jongeren roken.

Melle en Eva werden geïntroduceerd als nieuwe buren in de Telegraaffloris Wintereditie in 2008. “Zolang wonen we hier dus… ik heb nog nooit zo lang op 1 plek gewoond!”  Het snelwegmuseum en de snelwegcultuur die toen ter sprake kwam heeft een interessante nieuwe richting gekregen.

Het snelwegonderzoek begon in zijn eigen auto: samen met een schrijver heeft Melle een maand in zijn auto gewoond en overnacht op parkeerplaatsen, industrieterreinen, etc. “Zo kom je er ineens achter dat er heel veel mensen op de snelweg wonen.” Zijn jarenlange onderzoek is de basis geweest voor een boek en diverse tentoonstellingen over de tot dan toe onbekende “snelwegcultuur”. De reuring om het project bracht Melle ook in gesprek met Rijkswaterstaat. Melle ervaarde een gefrustreerd systeem van efficiëntie bij de Nederlandse overheid en zag dat die efficiëntie juist ook kan zorgen voor algehele lamlendigheid. Hij zocht een alternatief en kwam ergens ver buiten Nederland uit, in Ghana.

In de Ghanese stad Kumasi bevindt zich de grootste autowijk van West Afrika. Verspreid over 12.000 werkplaatsen, winkels en fabrieken zijn daar 200.000 ambachtslieden dagelijks bezig met afgedankte auto’s uit Europa: ze repareren ze, passen ze aan en maken er zelfs geheel nieuwe gebruiksvoorwerpen van.

“Er heerst 1 grote chaos. Maar je zou het ook kunnen zien als een fabriek, als een informele autofabriek. Terwijl autofabrikant Ford over de kop gaat lijkt deze informele variant te werken als een tierelier. Het is een heel robuust systeem dan werkt vanuit de kracht van de zelforganisatie.”

Melle besloot in deze zelforganisatie een handgemaakte auto te bouwen: de Turtle 1.

Turtle 1

Turtle 1

Hij werkte nauw samen met lokale monteurs, met studenten van de Rietveld academie en de technische universiteit van Kumasi.Dat dit soort onderzoek spraakmakend is en dat Melle’s handgemaakte auto tot de verbeelding spreekt blijkt wel uit de aandacht van de lokale antropologen en van de Koning van Ghana (die er zelf een rondje in heeft gereden!).

Zie ook Melle Smets’ website

Laatste berichten van Femke de Jonge (alles zien)

Gerelateerde artikelen

Comments are closed.