Levensverhaal Tilly Bosman – De eerste oorlogsjaren

Deel 1: De eerste oorlogsjaren

<< Voorwoord

Invasie en bombardement

De Tweede Wereldoorlog brak uit toen ik 17 jaar oud was. Ik zal nooit de 10e mei 1940, de eerste dag van de oorlog, vergeten. We werden ruw gewekt door het enorme lawaai van laag overvliegende vliegtuigen. We zagen Duitse parachutisten uit de vliegtuigen springen.

Onze naaste buren was een Duitse gezin, de Friedrichs, waarmee we al jarenlang op vriendschappelijke voet omgingen. De vader van het gezin was een accountant bij een groot bedrijf in de stad. Toen we die fatale ochtend buiten kwamen waren we daarom geschokt daar de zonen Friedrich gekleed in Duits uniform naar de invasie te zien kijken. Het bleek dat zij al veel langer wisten dat dit stond te gebeuren, maar ze hadden nooit de moeite genomen hun Joodse buren te waarschuwen.

Het massale bombardement op 14 mei 1940 liet bijna niets over van het centrum van Rotterdam. Honderden burgers vonden de dood. Alleen belangrijke overheidsgebouwen zoals het stadhuis en de gevangenis bleven gespaard omdat de Nazi’s die zelf nodig hadden. De zaak van mijn vader in het centrum werd evenals duizenden andere gebouwen totaal vernietigd. De stad brandde 2 weken lang.

De ochtend van het bombardement verlieten we de stad met de auto naar Noordwijk. Onderweg werden we beschoten door Duitse vliegtuigen, maar we werden gelukkig niet geraakt. In Noordwijk vonden we samen met het gezin van oom John (Bosman) en het gezin Maarssen (goede vrienden) onderdak in het zomerhuis van vrienden van mijn ouders.

Vanuit Noordwijk zagen wij richting Rotterdam de hemel fel rood gekleurd. We veronderstelden dat door de brand van het gebombardeerde militaire vliegveld van 10 km verder kwam. We konden gewoon niet geloven dat dit veroorzaakt werd door het brandende Rotterdam van 70 km verderop.
Dezelfde dag, 14 mei, capituleerde Nederland.

Vanuit Noordwijk wilden we naar Engeland vluchten. We struinden alle vissersplaatsen langs de kust af om een boot te vinden, maar we waren niet de enigen die weg wilden. Sommigen hebben geluk gehad, het is ons helaas niet gelukt.

Na een paar dagen gingen de vaders terug naar Rotterdam. Ze kwamen dezelfde dag terug met verhalen over een wijdverbreide vernietiging van de stad. Onze grootmoeders, die in de stad waren gebleven waren echter ongedeerd en ons huis stond nog overeind. Na ongeveer 3 weken gingen we allemaal terug naar de stad. Niemand wist hoe het nu verder moest. De mensen waren in de war en hulpeloos. Mijn vader en oom John probeerden de zaak weer op poten te krijgen vanuit ons huis, wat tot op zekere hoogte lukte.

Ik ging weer terug naar school en deed zelfs eindexamen in 1941. Tijdens dat laatste schooljaar verscheen de lerares Nederlandse literatuur in een NSB-uniform op school. Ze gedroeg zich verder normaal naar mij. Ik was niet de enige Jood in de klas en op school, maar dit was wel het laatste jaar dat Joodse kinderen getolereerd werden op reguliere scholen. Na het verbod op regulier onderwijs voor Joodse kinderen en beroepsverbod voor Joodse leraren, zette de Joodse gemeenschap eigen onafhankelijke scholen op. Mijn broer Sam zat op zo’n school.

Leven in angst

Geleidelijk kwamen er steeds meer restricties voor Joden en een algemene sfeer van angst kreeg de overhand. In het begin waren de restricties nog mild, zoals het verbod op het betreden van parken, maar de politiek van maatregel op maatregel sloot als een visnet steeds nauwer om ons heen, zodat ons leven mettertijd steeds ondraaglijker werd. In onze identiteitskaarten werd de letter ‘J’ gestempeld; Joden mochten niet langer niet-Joden in dienst hebben; Joden moesten met een gele Davidsster op lopen (sommige Nederlanders gingen ook zo’n ster dragen uit solidariteit); Joden moesten geld, waardepapieren, radio’s en juwelen overdragen aan de autoriteiten; auto’s en fietsen moesten ook afgestaan worden; er werd voor Joden een avondklok ingesteld; koffiehuizen, hotels en restaurants waren verboden gebied voor Joden; zwembaden werden verboden; Joden mochten nog maar 2 uur per dag boodschappen doen. En zo ging het maar door.

Ee Nederlandse politieman hield mij een keer aan op straat en beschuldigde mij van ‘net doen alsof ik een Jood was’. Ik zag er inderdaad niet typisch Joods uit, ik was blond en had blauwe ogen. Hij vroeg waarom ik een Jodenster droeg. “Omdat dat moet”, antwoordde ik.

Op een gegeven moment besloten mijn ouders om waardevolle spullen, zoals een antieke tafel, schilderijen, juwelen, familiefoto’s naar mijn moeders beste vriendin, Adri Hartman, te brengen in de hoop dat als de wereld spoedig weer normaal zou zijn zij hun spullen nog hadden. Adri was niet Joods en liep dus geen gevaar. Toen ik na de oorlog bij haar langs kwam om de spullen van mijn ouders terug te halen, kreeg ik slechts een klein deel terug. De echt waardevolle objecten werden gehouden ‘als souvenir’.

Direct na de invasie werd door de Duitsers een ‘Joodse Raad’ opgericht in alle grote steden in Nederland. De Joden die deze raad bestuurden hadden het beste voor met de Joodse bevolking. Zij dachten dat zij de Joden hielpen en hoopten tevens dat zijzelf daarmee gevrijwaard waren van uitzetting. In feite speelden zij de Duitsers in de kaart. Ze werden op een sluwe manier gemanipuleerd om Joden te pakken en over te dragen aan de Duitsers.
Geleidelijk aan begrepen de Joden dat hun leven in gevaar was, hoewel zij een uitroeiing zich niet konden voorstellen, ondanks verscheidene geruchten. We begrepen de situatie maar weigerden die te geloven.

Een sfeer van wanhoop, hopeloosheid en verstikking overheerste. Sally Maarssen, een van de vier zonen van mijn ouders goede vrienden, Jacques en Annie Maarssen, werd opgepakt toen hij probeerde te ontsnappen geholpen door de Nederlandse Ondergrondse. Hij werd naar Auschwitz overgebracht van waaruit hij een kaart stuurde naar zijn ouders (die verbazingwekkend genoeg aankwam). De bewakers dwongen de jongemannen om te schrijven dat ze het goed hadden in het kamp. Sally deed dat en noemde de namen van alle bekenden die hij in het kamp was tegengekomen. Allemaal namen van mensen, die al lang voor de oorlog gestorven waren. We begrepen het belang van de mededeling, maar konden het gewoon niet geloven.

De Joden klampten zich vast aan elke mogelijke houvast om te ontsnappen aan de potentiële Duitse dreiging. Er waren vele lijsten in omloop en elke lijst beloofde bescherming. We stonden op de Palestina-lijst, dit was voor mensen aan wie een afreis-visum voor Palestina was beloofd. Ook stonden we op de Weinreb-lijst.

De lijst was opgezet door de Joodse schurk Friedrich (Fryderyk) Weinreb. Hij had een fictieve Wehrmacht officier verzonnen, Von Schumann, die hij eens zou hebben gered bij een verkeersongeluk. Uit erkentelijkheid daarvoor zouden alle Joden die door Weinreb via lijsten worden aanbevolen in vrijheid gesteld worden of hun deportatie worden uitgesteld. Met vervalste documenten getekend door Von Schumann heeft hij zelfs de Duitsers lange tijd om de tuin geleid. We moesten een flink bedrag betalen om op Weinreb’s lijst te mogen staan. Op zijn lijsten stonden wel 3000 tot 4000 Joodse Nederlanders. Het bleek uiteindelijk allemaal bedrog te zijn. (zie ook de inleg)
De ongerustheid en angst was zo groot dat we onze hoop vestigden op elke vage belofte. Voor de zekerheid stonden we op zoveel mogelijk lijsten. Ik werkte op de administratie van het Joods Ziekenhuis in Rotterdam en daardoor kon ik op de lijst van het ziekenhuispersoneel staan, maar ook die lijst hielp niet.

In de nacht van 26 februari 1942 vielen de Duitsers het Joods Ziekenhuis binnen en namen alle patiënten en personeelsleden, alsmede alle bewoners van het Joodse bejaardenhuis dat ernaast stond, gevangen. Ik had die dag geen nachtdienst en werd daarom gespaard.

Uiteindelijk werden alle bestuursleden van de Joodse Raad ook naar de kampen gestuurd.

Jet de Vries was 4 jaar lang mijn pianolerares. Ze woonde met haar moeder en zus niet ver van ons vandaan. Begin 1942 betaalde zij een groot bedrag aan een man die hen beloofde naar een veilig onderduikadres te brengen. Zij volgden hem te voet. Toen ze bij de rivier De Schie kwamen verdronk de man hen een voor een. Hun lichamen werden enkele dagen later gevonden.

Om veiligheidsredenen praatte niemand in die dagen openlijk over hun mogelijke onderduik- of ontsnappingsplannen. Zo was op een gegeven moment de familie Wijler opeens verdwenen. Toen zij een paar dagen later weer terug waren bleek dat ze een mogelijke schuilplaats hadden onderzocht.

Tegen het eind van 1941 verboden de Duitsers de Joden om aan het hoofd van een bedrijf te staan. Het bedrijf van mijn vader dat hij samen met oom John vanuit ons huis beheerde moest ook een andere directeur krijgen. De Duitsers benoemden een Nederlander, die lid was van de NSB. Mijn vader bleef onder zijn leiderschap werken. De handel verslechterde naarmate de oorlog vorderde. De zaak liep achteruit en nadat we naar de kampen waren afgevoerd werd de zaak geliquideerd.

We probeerden onder de omstandigheden een zo normaal mogelijk leven te leiden. De Joodse gemeenschap organiseerde lezingen en sociale activiteiten. Mijn vader was lid van de tuinders-groep. Alle activiteiten vonden overdag plaats omdat er een avondklok was ingesteld voor Joden. Mijn vader organiseerde een kamerkwartet van Joodse muzikanten. Een van de violisten was ontslagen bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest, omdat hij Joods was. Bij ons thuis werden concerten gegeven.

De eerste oproepen en Sams vlucht

In 1942 begonnen de Duitsers de Rotterdamse Joden op te pakken om ze te concentreren in kamp Westerbork, vanwaar ze naar ‘werkkampen’ in Polen werden gezonden. In de methode die ze hanteerden werden de eerste oproepen naar de jongeren, de adolescenten, gestuurd. Zij moesten zich melden op een bepaalde datum en locatie, meestal het treinstation of Loods 24, met slechts 1 koffer.

Mijn broer Sam was 16 jaar en mijn ouders vreesden een oproep voor hem. Ze besloten om hem te laten vluchten met hulp van een ondergrondse beweging, waarvan de contactpersoon Karel Kaufmann een goede vriend van me was. Ze hielpen mensen ontsnappen in ruil voor aanzienlijke sommen geld. Mijn ouders betaalden 1500 gulden voor Sam’s ontsnapping via België en Frankrijk naar Spanje of Zwitserland. Mijn ouders stelden aan mij voor hetzelfde te doen, maar nadat we verhalen hadden gehoord van mensen die gevangen waren genomen tijdens hun vlucht, werd ik bang en wilde ik hen niet verlaten.

Mijn broer was extreem intelligent, maar altijd wel een beetje vreemd. Voor de oorlog, als we op een picknick waren, verdween hij vaak en ging dan alleen rondzwerven. Zoals gezegd nam Sam deel aan een ontsnappingsgroep, die georganiseerd was door Karel Kaufmann. Veel later is uitgekomen dat deze man collaboreerde met de Duitsers, waarschijnlijk in een poging zijn eigen leven te redden. Bijna iedereen die via hem op reis ging werd tijdens hun vluchtpoging gepakt. De vier zonen van de Maarssen familie zijn allemaal gepakt en vermoord.

Sam reisde met drie andere jongeren, een meisje en twee jongens. In Antwerpen zouden ze smokkelaars ontmoeten, die hen over de grens met Frankrijk zouden zetten. Toen die niet kwamen opdagen, besloten de twee jongens terug te gaan naar Nederland. Sam en het meisje gingen op eigen houtje verder. In een plaatsje vlakbij de Nederlandse grens werd Sam echter door een Duitse politieman opgepakt omdat hij er verdacht uitzag. Hij werd vastgezet in een kamer waar nog een andere Nederlander (niet-Jood) voor een klein vergrijp vastzat. Hij vertelde Sam dat de bewakers altijd een middagslaapje hielden. De volgende middag zijn ze beide langs de regenpijp ontsnapt. Samen met het meisje die hij bij de boerderij vond waar hij haar had achtergelaten is hij weer naar Antwerpen gegaan waar ze nu wel de smokkelaars ontmoetten. Het lukte hen om ongemerkt de Franse grens te passeren. In Frankrijk namen ze de nachttrein die hen naar het Frankrijk van Vichy (zie inleg) zou brengen. Bij de grens van bezet-Frankrijk en Vichy-Frankrijk werd de trein stil gezet en helemaal doorzocht. Het meisje werd gepakt en meegenomen. De Duitsers kwamen van twee kanten naar het compartiment waar Sam zat. Toen ze heel dichtbij waren, lukte het hem om uit de trein te springen en zich te verbergen. Ondanks dat er Duitsers op de platformen met lichten en honden patrouilleerden, hebben ze hem niet gevonden. Hij zat onder de trein. Toen de doorzoeking klaar was en de trein weer begon te rijden vluchtte Sam verder door zich onderaan de trein vast te klampen.

Dit verhaal, dat ik jaren later van hem hoorde, illustreert zijn wonderbaarlijke vermogen om gewoon te verdwijnen. Ditmaal heeft het zijn leven gered.
Sam bereikte Lyon en meldde zich bij het vluchtelingenkamp daar zonder een cent op zak. Hij was zo moe dat hij niet eens zijn achternaam kon herinneren toen ze er naar vroegen. Hij bleef twee maanden in het kamp en vluchtte toen weer om naar Zwitserland te gaan. Na een lange vermoeiende voettocht over de bergen bereikte hij Genève in Zwitserland en ging direct naar het Nederlandse Consulaat aldaar. De consul en zijn assistent leverde hem echter uit aan de Zwitserse politie. De assistent zei zelfs tegen Sam, dat als hij het waagde weer terug te komen hij hem persoonlijk zou uitleveren aan de Duitsers. De politie vroeg Sam of hij Zwitserse franken bij zich had. Sam was vergeten dat zijn moeder een paar franken, die zij overhad van een reis, bij een kam in een etuitje had gestopt en zei dat hij dat niet had. De politieman vond de franken, noemde hem een leugenaar en zond hem terug naar Vichy-Frankrijk. Daar werd hij meteen gevangen genomen en vastgezet in Lyon. In zijn cel zag hij een paar Nederlandse woorden in de muur gekrast: “Hou vol/ Wees sterk”. De inscriptie was ondertekend door Karel Hammelburg, die toevallig een van onze buren in Rotterdam was geweest en eerder in die cel had gezeten. Ik weet niet precies of Sam ontsnapt is of vrijgelaten, maar hij heeft de gevangenis uiteindelijk verlaten. Hij begon gelijk weer met zijn tocht naar Zwitserland. Hij had geen cent, maar kon overleven door aardappels te eten die hij stal van de velden onderweg. In Zwitserland ging hij (weer) naar de politie. Deze keer hebben hem toen op een Nederlandse kostschool gezet in Glion. Daar heeft hij zijn middelbare school afgemaakt.

Na de oorlog eiste de Nederlandse overheid terugbetaling van alle kosten voor onderhoud en onderwijs gedurende die periode.

Vervolg: Deportatie naar de kampen

 

NSB

NSB staat voor Nationaal-Socialistische Beweging, een Nederlandse politieke partij die van 1931 tot 1945 heeft bestaan. Zij was evenals haar Duitse zusterpartij NSDAP op nationaalsocialistische leest geschoeid en fungeerde tijdens de Tweede Wereldoorlog als collaboratiepartij. Na een hoogtepunt bereikt te hebben van 7,94% van de stemmen bij de Statenverkiezingen in 1935, nam haar aanhang snel af. In 1939 behaalde ze nog maar 3,89% van de stemmen. De NSB was aanvankelijk niet anti-Joods. Er konden ook Joden lid van de partij worden. Maar in 1937 veranderde de koers en werd het racistische antisemitisme officieel aanvaard.

De Joodse Raad

De Joodse Raad was een op initiatief van de Duitse bezetter in februari 1941 in het leven geroepen Joodse organisatie die de Joodse gemeenschap in Nederland moest besturen. Via de Joodse raad gaf de bezetter bevelen aan de Joodse gemeenschap en haar leiders, zodat de instantie tot een doorgeefluik van de anti-Joodse maatregelen. Directe aanleiding voor oprichting van de raad waren de opstootjes en vechtpartijen in de Amsterdamse Jodenbuurt tussen NSB’ers en Joden. De bezetter wilde controle en stelde de raad verantwoordelijk voor orde en rust. Eerste bevel was dan ook om alle wapens in te leveren. De raad werd actief in het gehele land en gaf een blad uit ‘Het Joodsche Weekblad’ dat van 11 april 1941 t/m 28 september 1943 verscheen. Het blad bevatte vooral geboden en verboden van de bezetter aan de Joden. Het blad (en ook de Raad) hield op te bestaan toen er in Nederland alleen nog maar ondergedoken Joden waren.

Friedrich Weinreb

Over de kwestie of Friedrich Weinreb nu een collaborateur of juist een Jodenhelper zou zijn geweest is na de oorlog (jaren zeventig) de Affaire Weinreb ontstaan. Vrij Nederland journalisten Aad Nuis en Renate Rubinstein verdedigden Weinreb en daar kwam schrijver Willem Frederik Hermans tegenin opstand. Het pro- en contradebat heeft jarenlang voortgesleept. Uiteindelijk heeft het Weinreb-rapport van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie uitsluitsel gebracht. De bevindingen van de onderzoekers waren vernietigend voor Weinreb en zijn verdedigers.

Vichy-Frankrijk

Vichy-Frankrijk was een deel van zuidoost Frankrijk dat tijdens WO-2 niet bezet was door de Duitsers. De regering van deze zogenaamde Vrije Zone stond onder leiding van maarschalk Philippe Pétain en zetelde in de stad Vichy. Het regime werd berucht vanwege zijn collaboratie met de Duitse Nazi’s en de Italiaanse fascisten.

Comments are closed.