Vanouds met Hennie van Bokhoven

door • 26 oktober 2012 • Bewoners, Geschiedenis

Als je het huis van Hennie en haar man Brino binnengaat is het alsof je een stap terug doet in de tijd. De woning ademt een sfeer van tijdloos antiek en hoewel niet eens met zekerheid vast te stellen is of de meubels wel aan dat criterium voldoen geven ze toch de indruk er al eeuwen te staan. Wat nog eens gecomplementeerd wordt door de boenwasgeur waarmee de houten kasten zojuist zijn behandeld. Behalve de computer in de voorkamer is er niks hedendaags te ontdekken. Voor de ramen met enkel glas hangen vitrages en gordijnen en voor de schoorsteen staat een kachel. De gang hangt vol met schilderijtjes en ingelijste prenten van Rotterdam zoals het eens was (voor de oorlog) met steeds de Laurenskerk als middelpunt. Het is duidelijk dat Hennie en haar man van traditie houden en zuinig zijn op wat ze hebben. In de achterkamer met uitzicht op de tuin aan de bolpotige tafel met pluche kleed, waarop de theekopjes met theepot onder de theemuts al klaar staan, vindt ons gesprek plaats.

Hennie IIHennie is in 1947 in de Graaf Florisstraat geboren. In 1954 verhuisde ze naar de Heemraadssingel en vanaf 1969 is ze weer woonachtig in de straat op nr.108A, tegenover haar voormalig ouderlijk huis. Haar kinderen zijn hier opgegroeid en inmiddels al weer lang het huis uit. Vanaf 1938 woonden haar ouders met haar opa en oma op nummer 97B. Opa en oma op de 2e verdieping en het gezin Van Bokhoven op de 11/2 verdieping erboven.

“Toen ik een paar jaar geleden weer eens in dat huis was viel me op hoe groot de bomen in onze straat geworden zijn. Ik moest vanaf het balkon omhoog kijken om het bladerdek te zien. Als klein meisje kon ik vanaf het balkon gewoon over de bomen heen kijken.”

“Bakker en melkboer kwamen niet aan de deur. De levensmiddelen waren gewoon in de straat te verkrijgen. In het huidige hoekpandje nr 88 zat de groentewinkel van Geluk en op de hoek er tegenover (nr. 86) zat een zuivelhandel. Op nr. 95 zat ook een zuivelhandel en op de hoek van de Beatrijsstraat en Graaf Florisstraat een drogisterij. Naast de drogisterij in de Beatrijsstraat was een fietsenstalling en ook in de Witte van Haemstedestraat, naast het pand waar Ben zijn bloemen stalde, zat er een. Daar werd veel gebruik van gemaakt. Niet alleen fietsen maar ook kinderwagens werden er gestald. Een van die stallingen werd gerund door twee mannen waar ik als kind verschrikkelijk bang voor was. De een had een scheef oog en keek je loensend aan en de ander was een en al chagrijn.”

Hennie is erg aangedaan door wat de joodse medemens in de oorlog is overkomen. Ze heeft het memoriamboek van Guus Luijters aangeschaft, dat gaat over de weggevoerde joodse mensen in Nederland. Er staan ook foto’s van mensen in die uit onze straat zijn weggevoerd.

“Er woonden veel joodse mensen in onze straat. Ik heb de oorlog niet zelf meegemaakt, maar ik ben de zesde uit het gezin, mijn oudere zussen waren er al. Na de nacht dat aan deze kant van de straat een joods gezin was weggevoerd stond de voordeur nog gewoon open. Mijn zussen zijn daar toen naar binnen gegaan, ze speelden vaak met de kinderen die daar woonden. Ze hebben toen wat speelgoed meegenomen. Het was erg mooi speelgoed, veel mooier dan wat zij hadden. Mijn moeder was erg door ontdaan en gebood hen het speelgoed weer terug te brengen. Voor mijn zussen was het allemaal erg onbegrijpelijk. Hoe konden hun vriendinnen nu vertrekken met achterlaten van al dat mooie speelgoed.”

Hennie weet niet goed welk huis het geweest is. Het was niet 110A of 106A, het lag een beetje schuin tegenover nr. 97. Het boek van Guus Luijters ligt open bij een fotootje van Mirjam Bosman. Nadat ondergetekende thuis nog even het artikel joodse bewoners in de Graaf Florisstraat geraadpleegd heeft, kan geconcludeerd worden dat Hennie de juiste foto gekozen heeft.

De familie Bosman woonde op nr. 100A en was de enige joodse familie aan die kant van de straat met jonge kinderen. Mirjam was negen, Arnold acht en Jehoedith vijf jaar oud toen ze weggevoerd werden. Vader Bosman heeft als enige van het gezin de oorlog (Bergen Belsen) overleefd maar is kort na zijn terugkeer in Rotterdam (1945) aan uitputting overleden.

“Mijn vader had onderduikers in de oorlog. Die zaten in zijn grossierderij (Gebr. Van Bokhoven) in de Aleidisstraat. Mijn moeder bracht hun eten, maar dit moest natuurlijk niet opvallen. Zo werden bijvoorbeeld pannenkoeken opgerold en rechtop in een paraplu gedaan. Met de paraplu aan de arm werd zo het eten over straat vervoerd.”

“Hoewel er in mijn jeugd nauwelijks verkeer was, was het in de jaren 70 erg druk in de straat. Er was erg veel doorgaand verkeer en er ging ook een bus doorheen. De stoepen waren wel breder want die parkeerhavens waren er nog niet. Uiteindelijk is er door de straat actie gevoerd tegen het doorgaande verkeer. Mw. Lelie of Lelieveld had dat op touw gezet. Zij was juriste en wist precies de wegen te bewandelen om dat voor elkaar te krijgen. Eind jaren 70 is de doorgang vanaf de Heemraadssingel toen afgesloten.

Er waren in die tijd ook veel gezinnen met kinderen en er was onderling veel contact. Mijn zus woonde met haar gezin toen naast mij. Via vriendjes van de kinderen kwam je met veel mensen in aanraking.

De straat heeft daarna wel een mindere tijd doorgemaakt. Gezinnen vertrokken, die gingen niet meer op een etage zitten. Er waren ook slechte panden. Op nr 114 zat een gastarbeiderspension. Daar was veel uitbuiting. Ook het hotel op nr. 97B (Hennies oude huis) en nr. 99B was erg louche.”

“De straat is nu gelukkig weer een stuk beter. Er zijn weer gezinnen met kinderen komen wonen en er zijn veel onderlinge contacten door het buurtpandje. Ik doe daar zelf niet meer zo aan mee. Ik ben liever op mezelf.”

Dat de Graaf Florisstraat er weer bovenop gekomen is, is volgens Hennie te danken aan het feit dat het van oudsher een standsstraat is met veel koopwoningen. Ze zou hier nooit weg willen. “Ik hoop hier te zijner tijd uitgedragen te worden”. We eindigen het gesprek met een jeugdherinnering.

“Op een ochtend ging ik als klein meisje op mijn step van huis. Over de zonovergoten stoep reed ik de bocht om de schaduw in van de huizen aan de Heemraadssingel. Ik stepte de hele singel af. Er waren verschillende dienstmeisjes die de buitenboel voor de huizen aan het schoon schrobben waren. De lucht van het sop met natte steen was erg sterk. Bij de Beukelsdijk stepte ik tot aan het begin van de Graaf Florisstraat. Toen ik de straat weer inkwam dacht ik: ‘Wat ben ik ver. Nu moet ik nog helemaal naar huis.’”

Jeroen van der Beek
Laatste berichten van Jeroen van der Beek (alles zien)

Gerelateerde artikelen

Comments are closed.