Jarenlang had goede vriend S zich teruggetrokken in een hut op het platteland om er alles van en over Arthur Schopenhauer te lezen. Hij had nooit kunnen bevroeden dat dat uiteindelijk zou uitmonden in een boekje, maar toch was dat het geval. Zojuist had ik via de mail een proefexemplaar ontvangen. Na maandenlang formuleren, herformuleren, schrappen en slijpen van de tekst was er een 62 pagina’s dik, helder geschreven werkje overgebleven dat als een trein las. De hele avond had ik er in zitten lezen. Het uitgangspunt dat de wereld alleen in onze waarneming bestaat beviel mij als beeldend kunstenaar wel. “Schopenhauer is nooit op waarde geschat, nooit serieus genomen,” meldde S me de afgelopen jaren met regelmaat, “Terwijl”, betoogde hij verder, “in zijn gedachtegoed de oplossing ligt voor de hedendaagse crisis in de theoretische fysica.”
Bij hoofdstuk 9 ‘Het wezen der dingen’ aangekomen was het tijd voor Indy en het park. ‘Ons lichaam als voorstelling geworden wil’, bleef door mijn hoofd zweven.
Buiten was het donker. Vanuit de verte zag ik een wit hondje als een soort vuurvlieg om een donkere schim heen dansen, die onverstoord doorliep. “Dat moet hondje A zijn met haar baasje”, bedacht ik me. A kende ik wel maar haar baas had ik nog niet eerder ontmoet. Zijn vrouw had me eens toevertrouwd dat zij in haar eentje het besluit had genomen tot aanschaf van het hondje, omdat het er anders nooit van gekomen was. “Dat was misschien niet helemaal netjes”, had ze er sluiks aan toegevoegd, “Maar nu is het beestje altijd bij mijn man en is hij er dol op.”
Het vrolijke beweeglijke witte hondje is ook een van Indy’s favorieten. Geamuseerd keken de man en ik toe hoe beide dieren zich helemaal verloren in hun spel.
“Het is verbazingwekkend hoe die beesten van de buitenkant al het karakter van die ander lijken te kennen”, zei de man na enige tijd.
“Als die buitenkant tot voorstelling geworden wil is, zoals Schopenhauer al zei, dan is dat karakter toch wel zichtbaar”, hoorde ik mezelf tot mijn eigen schrik zeggen, “maar misschien is die voorstelling bij hondjes wel in geur verpakt”, voegde ik er haastig aan toe in een poging het gesprek weer op een normaal hondenniveau terug te brengen.
“Schopenhauer”, mijmerde de man nu voor zich uit, “Die had ik vroeger altijd naast mijn bed liggen.”
“Maar ja,” vervolgde hij, “Je krijgt een vrouw en kinderen…”
In de plotselinge stilte die ontstond leek hij ver af te dwalen met zijn gedachten.
“Mijn vader las altijd Kierkegaard.” hernam hij zich. “Toen hij gepensioneerd was heeft hij zich teruggetrokken in Zeeland met enkel een boek van Kierkegaard. Daar had hij genoeg aan.”
“Leest hij dat nu nog?”
“Nee, hij is maar 67 geworden.”
Met Schopenhauer, Kierkegaard en de vader in gedachten en in de wetenschap dat het ergste nog moet komen vervolgden wij zwijgend onze wandeling.
- Wie was Graaf Floris nou eigenlijk? - 4 april 2020
- Indy en de Hazewindhond - 19 december 2019
- Op Stap Met Indy – Dushi - 27 oktober 2019
Op Stap met Indy – Ik ben toch niet ziek? Volgend artikel:
Oudbewonersbijeenkomst