Fatma en Aziem – Middellanders in hart en nieren

door • 8 april 2023 • Buurt en wijk

Door: Liesbeth Levy en Nina Huygen

Nina en Liesbeth spreken twee markante Middellanders. Een dubbelinterview met moeder en zoon die zich inzetten voor Middelland en de mensen die er wonen. Toevallig spreken we hen op de dag dat Adri Duivesteijn is overleden, de Hagenees die streed voor rechtvaardigheid en betaalbare en goede woningen voor de laagste inkomens. De ervaringen van Fatma en Aziem tonen de relevantie van deze idealen.

We ontmoeten Fatma en Aziem in het Wijkpaleis. Fatma heeft er net van de week haar 70e verjaardag gevierd, de slingers van het feestje hangen er nog. “Oh, wonen jullie in de Graaf Florisstraat?!” roepen Fatma en Aziem uit. Voor we aan het eigenlijke gesprek beginnen, wordt eerst onze straat besproken. “Dokter Roels uit de Graaf Florisstraat is al bijna 50 jaar onze huisarts. Een fantastische huisarts!” Aziem had op zijn 14e een baantje bij een zeefdrukker in de Beatrijsstraat. Van het schoonmaken van de zeefdrukken had hij een ingegroeide teennagel gekregen. “Die heeft dr. Roels er nog uitgehaald.”

Een Surinaams meisje…

Fatma is geboren in Suriname. Haar opa was zakenman, kocht en verkocht oker. Op zijn erf woonden al zijn 10 kinderen en hun gezinnen, hij onderhield 50 personen. Hij had in de buurt twee huizen gekocht, onder andere één voor Fatma’s vader, die er met zijn 8 kinderen woonde. Maar Fatma was elke dag op het erf van haar opa te vinden.

Haar vader werkte voor de Landsboerderij, een Nederlands staatsbedrijf, en produceerde er koeienmelk. Hij verdiende daar 200 gulden per maand mee. Hij vulde dat aan met een eigen gemengd bedrijf. Hij hield ganzen, koeien, schapen, geiten. En ze plantten zelf voedsel. Ze hadden het niet breed, maar ze hadden alles, ze hadden genoeg. Verse groente, vis, kip. Alles biologisch. Haar vader leeft nog. Vist nog elke dag, jaagt, melkt de koeien.

Fatma is de oudste van de 8 kinderen. Ze heeft altijd hard gewerkt op het land, zij aan zij met haar moeder. “Vrouwen waren vroeger heel sterk. Hoogzwanger aan het werk op het land. Een kind baren en meteen weer door,” vertelt Fatma. Haar moeder was heel zacht van hart. Als een kalf werd geslacht huilde ze alsof een eigen kind was omgekomen. Samen met haar moeder plantte Fatma rijst en verdiende daar 2,5 cent per dag mee. Haar ouders hadden selderij ingezaaid en dat heel goed verkocht. Het leverde 700 guldens op en daarmee konden ze Fatma laten trouwen.

Fatma’s man ging naar Nederland, Fatma volgde hem wat later. Ze was toen 20 jaar. Hoe was dat voor haar, willen we weten, wat was haar eerste indruk van Nederland? “Die begintijd was niet fijn. Ik was de eerste van mijn familie die naar Nederland ging, ik kende er niemand.” Het jonge paar woonde in Den Haag (wie weet wel om de hoek bij Adri) en had nog geen vast adres. Ze woonden in bij anderen en moesten vaak verhuizen. En alles was wennen in haar nieuwe land. Zoals? “Ik was niet gewend aan een wc. Wat was dat voor herrie, dacht ik? Oh! Water dat doorspoelt! Nog nooit meegemaakt,” zegt ze gierend van de lach als ze daar aan terugdenkt. En waar waren alle winkels? In Suriname speelt het leven zich op straat af, maar hier was alles weggestopt achter muren. Toen ze beter keek, zag ze dat er achter de muren soms winkels zaten, maar die had ze niet meteen ontdekt. “Als je op de Kruiskade loopt, zie je dat iedereen buiten op straat staat. Dat is de Surinaamse manier van leven.” Ook aan het weer was ze totaal niet gewend. Een winterjas had ze bijvoorbeeld niet. Hoogzwanger liep ze over straat, zonder jas. “Maar mensen waren heel aardig hoor, ik kreeg spontaan een jas van een mevrouw.” En van de kraamzorg kreeg ze babykleertjes. “Ja, dat was toch echt heel aardig.” Aziem nuanceert: “Maar we werden ook gediscrimineerd.” Fatma gaat daar niet op in, maar later in het gesprek komt er terloops wel wat ter sprake.

Later verhuizen Fatma en haar man naar Rotterdam, waar ze een eigen woning krijgen. En nog weer later komen ook tantes uit Suriname in Rotterdam wonen en heeft ze meer familie om zich heen. Haar eerste adres is Rotterdam was op de Buitenhofstraat. Het was een woning met 2 kamers en een zolderkamer. Daar woonde het gezin met 5 kinderen. We hebben het over de jaren tachtig. De open zolder was eigenlijk van een buurman, maar daar sliep ook een van de kinderen. Het huis had geen badkamer. Haar man had in een kast een ‘badkamer’ gemaakt. Je kon er water tappen, een teil laten vollopen. Maar er was geen afvoer, dus de teil moest geleegd worden in het toilet. De kinderen gingen in de tobbe, vader waste zich in een openbaar badhuis. Het huis was klein, er waren muizen en ratten. De omstandigheden waren echt slecht. Het waren precies dit soort omstandigheden waar Adri Duivesteijn in Den Haag en landelijk tegen ageerde.

Fatma en haar man proberen een betere en grotere woning te krijgen voor het gezin, maar jarenlang lukt dat niet. Op een gegeven moment waren de kinderen het zat en hebben zij de woningbouwvereniging aangeschreven. Dat hielp. Het gezin verhuisde naar de Beukelsdijk, waar ze een 6-kamer woning kregen mét een badkamer. Dat was het walhalla!

…dat een bekende Middellander werd

Moeder Fatma werkte aanvankelijk niet, zij voedde de kinderen op. Later is ze de moedermavo gaan doen, heeft een mbo opleiding gevolgd en is peuterleidster geworden op de Vierambachtschool. En oad – leerkracht in eigen taal. Ook is ze godsdienstles gaan geven. De islam is voor het gezin Jarmohammed een houvast en richtsnoer voor het leven. Ze heeft haar rijbewijs gehaald (‘stiekem, mijn man wilde het eerst niet zo, haha!’). Ze doet tot op de dag van vandaag allerlei vrijwilligerswerk. Van de moskee, tot de Spoortuin en het Wijkpaleis. Van voorleesmoeder tot kok. Ze is afgelopen najaar geridderd tot ‘Omloper van Middelland’, een prijs voor circulariteit in de wijk. “Ik gooi nog geen rijstkorrel weg,” zegt ze zelf. En ja, hergebruik van bakjes en papier zijn voor haar heel vanzelfsprekend. Ze is gekozen in de Wijkraad van Middelland. Ze kent heel veel mensen en iedereen kent Fatma. Een krachtige vrouw, goedlachs, heel vriendelijk. Een vrouw die zich uit durft te spreken.

“Mijn moeder heeft elke kans aangegrepen om zich te ontwikkelen,” zegt Aziem zichtbaar trots. Ze was de voorzitter van de vrouwengroep van de moskee, strijdt voor gelijke rechten. In de islam heeft de vrouw een heel hoog aanzien. Eén van de principes daaruit luidt : De eerste leerschool is de schoot van de moeder.

Rotterdam is mijn stad

Aziem is geboren en getogen in Middelland. Toen hij jong was zeiden zijn tantes die uit Suriname kwamen: ‘Je bent en blijft een buitenlander’. Hij was het daar niet mee eens. “Rotterdam is mijn stad. Ik ben hier geboren, ik ben een Nederlander.” Hij vond die houding getuigen van een slachtofferrol, en die rol wil hij niet spelen. En hij herkende zich er ook totaal niet in. Hij groeide op rond het Henegouwerplein. Een gemengde wijk. Hij voelde zich er thuis en als een vis in het water. Maar later, toen hij op de pabo voor het eerst in een heel witte gemeenschap terecht kwam, was hij voor het eerst in zijn leven ‘de uitzondering’ (met nog 3 medestudenten van kleur). Toen ondervond hij voor het eerst wat zijn Surinaamse tantes bedoelden.

Van huis uit hebben Aziem en zijn zus en broertjes veel meegekregen. Hun ouders namen ze mee naar musea. Ze hadden het befaamde vakantiepaspoort en ondernamen allerhande uitstapjes. Gingen naar toneel, kwamen in aanraking met kunst en cultuur. Het verrijken van de eigen leefwereld. Ze zijn islamitisch opgegroeid, maar niet heel streng. Vader was voorzitter van de moskee, later ook penningmeester van ISBO (islamitische basisscholen). Moeder Fatma droeg een hijab. Voor de buitenwereld zag het er streng religieus uit, maar ze zijn heel vrij opgevoed en er werd ze geleerd om zelf keuzes te maken.

Vader had een winkel in de Vierambachtstraat, het ‘Modepaleis’ – een herenmode zaak. Die straat was vroeger een elitestraat. Het Modepaleis voerde chique herenmerken als Hugo Boss, van Gils. Ze kenden de familie Van Gils persoonlijk, daar kwamen ze over de vloer. Maar de Vierambachtstraat en Middelland gingen in de jaren ’80 hard achteruit. Winkeliers werden onder druk gezet om drugs te verkopen en geld wit te wassen. De maffia zat erachter. Alle goede winkels die hier niet aan mee wilden doen gingen failliet. Ook bij hen werd de druk opgevoerd. Er is gepoogd brand te stichten. Er werd veel gestolen. Ze waren niet verzekerd, maar toen ze probeerden zich te verzekeren wilde geen verzekeraar ze hebben. De belastingdienst kwam geregeld over de vloer, op zoek naar dure schilderijen of plezierjachten. Maar ze hadden niets van dat al. Het leverde veel stress op. Verhalen deden de ronde van winkeliers die illegaal geld hadden en zakken met cash geld bij de boom dumpten bij het vuilnis, om maar niet gepakt te worden bij een inval van de politie. Het was een wilde tijd. Uiteindelijk is vader ook failliet gegaan. Daarna volgde voor zijn ouders een moeilijke tijd, al had Aziem als kind niet door dat er geldzorgen waren. Ze lieten dat niet merken. Zijn ouders hebben altijd hard gewerkt, nooit hun hand hoeven ophouden voor een uitkering.

De kinderen zaten op de Emmausschool. Het niveau ging omlaag. De ouders werden hiervoor gewaarschuwd en geadviseerd naar een andere school te gaan, om hun kinderen goed onderwijs te laten krijgen. Dochterlief zat al in groep 8, die heeft het daar afgemaakt. Voor de 4 jongens gingen de ouders op zoek naar een andere school. Ze probeerden het bij het VOS, maar daar kwamen ze er niet tussen. Ze probeerden het op de Montessorischool. Er was plek voor de drie jongsten. “Maar er geldt hier wel een ouderbijdrage”, werd hen meegedeeld. Dat was geen probleem, ze hadden toen nog de eigen zaak. “Ik denk dat ze dat niet verwacht hadden, dat mijn ouders dat konden betalen,” aldus Aziem. Zijn broers gingen er dus heen, maar werden daar wel bekeken als ‘buitenlanders’. Er waren niet veel kinderen van kleur.

Voor Aziem, die al in groep 6 zat, was daar geen plek. Via een vriend van de familie kwam hij terecht op een school in Zuid, de Elout van Zoetewoudeschool (PC). Groep 7 en 8 heeft hij daar gedaan. Elke dag alleen naar school, die kant op. En weer terug. En alleen naar Arabische les in Ridderkerk. “Het vormt je,” zegt Aziem, “je wordt er heel zelfstandig van.” Als kind begreep hij niet waarom zijn ouders handelden zoals ze handelden. Maar later begreep hij waarom ze hem niet op tijd konden ophalen, nooit mee konden met een schoolreisje.

Patronen herhalen, patronen doorbreken

Na zijn faillissement in zijn vader in het islamitisch onderwijs terecht gekomen. Fatma en haar man hebben beiden vele jaren in het onderwijs gewerkt. Aziem heeft de pabo gedaan en heeft 16 jaar op de Imeldaschool gewerkt, en eraan bijgedragen dat die school van transformeerde van ‘bijna sluiten’ naar zeer goed functionerend. Nu is hij sinds 1,5 jaar schooldirecteur van de Emmausschool, de school die hij zelf eerder verliet vanwege de slechte kwaliteit. Wat hij nu ziet bij veel van de kinderen van zijn school, zijn precies dezelfde economische problemen als toen hijzelf opgroeide in de jaren ’80. “Ik herken bij velen mijn eigen patroon en dat wil ik doorbreken.”

Aziem ziet het als zijn missie als schooldirecteur om ondanks de economische achterstelling, bij deze kinderen het geloof in eigen kunnen aan te wakkeren. Hij probeert zijn leerlingen te leren hun eigen cirkel van invloed te vergroten. Hij wil zijn leerlingen een gevoel van eigenwaarde meegeven en vertrouwen in hun eigen kunnen. En de ouders geeft hij mee: je kind is belangrijk, investeer in ze en laat ze zich ontwikkelen. Zoals zijn ouders ook bij hem deden.

Vorige week was de afsluiting van ‘De Muren hebben oren’, een gezamenlijk pilot project van de Emmausschool en de Montessorischool. De leerlingen interviewden elkaars gezinnen en presenteerden de uitkomsten aan elkaar en de ouders in het Wijkpaleis. Fatma was er ook bij. Een aantal kinderen ging de vlaggen die er hingen kapot maken. Ze sprak ze aan en zei: laat meester Aziem het niet zien! De kinderen waren meteen gekalmeerd. “Mijn zoon heeft aanzien bij die kinderen, hoor!”, zegt ze vol trots.

Wij zijn allemaal buurtbewoners

Aziem heeft tot zijn 25e in Middelland gewoond. Hij werkt er nog, maar woont nu in Barendrecht. En hij komt nog geregeld op bezoek bij zijn ouders en vrienden van weleer. “Nog steeds is de buurt niet goed,” vindt hij. “Bij sommige winkels zitten kogelgaten in de muren.” Ook ziet hij veel moderne slavernij (een Pool is recent omgekomen bij de val van een dak bij het plaatsen van zonnepanele omdat hij niet  goed beveiligd was). Hij ziet ook dat de Middellandstraat nog steeds vol witwaswinkels en junks is.

Fatma brengt hiertegen in dat zij zich veilig voelt. Dat ze iedereen kent en gelukkig is. Aziem meent daarentegen dat mensen kunnen gelukkig zijn en zich veilig kunnen voelen, maar dat  er nog steeds misstanden zijn.

We vragen Aziem wat er nodig is om de buurt te verbeteren. “Ga kijken achter de muren en voordeuren. Betrek mensen bij de wijk.” Gebeurt dat dan niet in bijvoorbeeld de Wijkraad? “De Wijkraad is alleen voor mensen die snappen hoe het werkt, en een bepaald taalniveau hebben.” Hij ziet dat er meer nodig is. Verschillende culturen bij elkaar is lastig, het mengt lastig. “In het Wijkpaleis lukt het”, werpt Fatma tegen. Maar Aziem betwijfelt of dat zo is.

Een sleutel tot een oplossing ziet Aziem in het onderwijs. Als je echts iets wil veranderen moet je jong beginnen. Het zou beter zijn als kinderen op postcode bij elkaar gezet zouden worden. Dan krijg je echt gemengde scholen, een afspiegeling van de wijk. Maar met hoe het onderwijs in Nederland is geregeld, is dat lastig; de scheiding is te groot.

Op het niveau van de wijk moeten we met elkaar in verbinding blijven staan, meent Aziem.

“Zeg elkaar gedag. We zijn allemaal buurtbewoners.” Fatma voegt daaraan toe dat eten mensen bindt. Tijdens het eten hoor je de verhalen, aldus Fatma. En dat is wat haar zo aanspreekt in het Wijkpaleis.

De eerste leerschool is de schoot van de moeder

Fatma is trots op Aziem. Zij herinnert zich dat op de Henegouwerschool waar Aziem als jongen zat, zij en haar man een woordenwisseling hadden met de leraar. Fatma gaf aan dat ze hun zoon later het onderwijs in wilden laten gaan. Maar de leerkracht zag dat niet in hem. Dat is toch maar mooi gelukt! Sterker nog, 4 van haar 5 kinderen zijn in het onderwijs terecht gekomen. “Ik heb mijn kinderen goed opgevoed, ik heb geen zorgen over ze.”  

Aziem is dankbaar voor hoe hij terecht is gekomen. Zijn ouders zijn zich altijd blijven ontwikkelen en zich altijd blijven inzetten voor de samenleving. Zo bevlogen als hij praat over Middelland, over onderwijs, over economische achterstelling en kansen pakken, doet bij ons een vraag opkomen: “Zeg, is de politiek niet iets voor jou?” Nee hoor, niets voor hem, zegt hij. Er is geen tijd daar verder op in te gaan, hij moet terug naar zijn werk op school. Als hij het Wijkpaleis uitbeent, zien wij een jonge ‘Adri-Duivesteijn-van-het-Rotterdamse-onderwijs’ wegwandelen. En een trotse moeder die hem nakijkt. “Aziem is een rolmodel voor de kinderen.”

Nina Huygen

Gerelateerde artikelen

Comments are closed.