De twintigste eeuwse filosoof Buber (1878-1965) heeft het begrip dialoog in de 20e een bredere betekenis gegeven dan die van tweespraak. In zijn optiek omvat het voeren van een dialoog veel meer dan het spelen van een spel van vraag en antwoord, het gaat ook over ‘verantwoordelijkheid nemen voor het bestaan van de ander’, zoals hij het omschrijft. Zijn filosofische hoofdwerk Ich und Du dat in de twintiger jaren van de vorige eeuw verscheen gaat hierover.
Buber ontwikkelde zijn dialoogfilosofie om ons bewust te maken van de realiteit van de menselijke ontmoeting. Hij onderscheidt twee werelden: die van de abstractie en analyse, waarin wij vooral instrumentele relaties met elkaar onderhouden, en de wereld van de ontmoeting.
In de ontmoeting tussen twee wezens kan het gebeuren, aldus Buber, dat zij worden getroffen door de andersheid van de ander. Dit geraakt worden duidt Buber aan als ‘liefde’, opgevat in de zin van een ruimte scheppende kracht. ‘Authentiek existeren’ is de term die hij gebruikt om te markeren wat er aan de hand is wanneer ik reageer op de ander, in de ruimte die ontstaat tussen Ik en Jij. Op dat moment is de ontmoeting niet te sturen en er valt niet op te anticiperen, stelt Buber. De ontmoeting overkomt je. Het is een krachtig moment, een moment dat – als een blikseminslag – inbreuk maakt op onze alledaagse verwachtingen en gedragingen.
Buber is allesbehalve de zweverige, sentimentele denker waarvoor hij nogal eens wordt versleten. Integendeel. Buber ziet de dialoog als een bijzondere vorm van waarheidsvinding. De ontmoeting met een ander kan tot een openbaring leiden, ze kan een moreel beroep op ons doen. Een ethisch appèl.
De dialoog kan de toegang vormen van een gemeenschappelijke tussenruimte die ontstaat als twee mensen, of partijen, die eerst nog vreemden van elkaar waren, geraakt worden door elkaars andersheid. Dat noemt Buber ‘liefde’, een ‘ruimte scheppende kracht’.
Dit soort momenten overstijgen het aardse en hebben een transcendentale kracht. Zelfs wie steevast overtuigd is van zijn gelijk en eigen opvattingen, kan door het ervaren van het ‘anders-zijn van de ander’, ontregeld raken. En daarin ten diepste een leermoment ervaren.
Geraakt worden. Geraakt worden omdat je iets groots ervaart wat je niet verwachtte. En dat hoeft niet per se in de ontmoeting met een mens te ontstaan. De tussenruimte die in een dialoog kan ontstaan is geenszins een vlucht uit de werkelijkheid, maar een stap in een andere realiteit, een die voor een mens wezenlijk is.
Het gemeenschappelijke bestaat in het ongemeenschappelijke schrijft Buber in een antwoord op zijn vele criticasters die hem te spiritueel en vrijblijvend vonden. De nieuwe realiteit die ontstaat in de ontmoeting is weliswaar, onverwachts, niet te sturen, niet te anticiperen, maar tegelijkertijd ook het moment waarop we ons bewust worden van de essentie van ons menszijn: het samen met anderen zijn. Het schept verantwoordelijkheid door een verbondenheid met de schepping en al het geschapene.
Dit is de bron van moreel handelen zegt Buber. Niet een wet of een regel of een protocol, nee, de onverwachte realiteit van het geraakt worden.
Buber verafschuwde dan ook de verzakelijking van de wereld. De commercialisering en rationalisering. Waarin de verbondenheid met de wereld gaat via dingen en plannen. Buber droomde van kleine humane gemeenschappen die het hart van een rechtvaardige samenleving zouden moeten vormen.
Buber was geen revolutionair maar bleef altijd geloven in een humane herstructurering van de samenleving. Maar hij wilde nooit iets bewijzen, alleen maar aanwijzen. Of, zoals hij het zelf zo mooi heeft samengevat: Ik heb geen leer, ik voer een gesprek.
Martin Buber is overigens geen heilige of goeroe, daarvoor heeft hij ook te veel zelfkritiek. Juist zijn eigen bloopers – zijn persoonlijke ervaringen met het mislukken van relaties – momenten die hij zo mooi aanduidde als mismoetingen vormen vaak de basis van zijn inzichten.
Buber schreef Ich Und Du in het interbellum van de vorige eeuw met de onvoorstelbare verschrikkingen van de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog nog vers in het geheugen. In die woelige, moeilijke tijd ontstond zijn verzet tegen zowel het collectivisme – en daarmee tegen de staatsbureaucratie die dwang uitoefent op het individu – als tegen het kapitalistische individualisme. Daartussen, zegt Buber, zit de dialoog, die beide overstijgt.
Of in zijn eigen woorden:
Aan de andere kant van het subjectieve, aan deze kant van het objectieve, op het smalle pad waar Ik en Gij elkaar ontmoeten, is er het rijk van ”tussen”. Deze realiteit waarover het besef maar pas in onze tijd ontstond, wijst voor de toekomstige generaties een weg die leidt voorbij individualisme en collectivisme. Hier wordt een waarachtig derde alternatief getoond; kennis daarvan kan mensen helpen een waarachtige gemeenschap tot stand te brengen.
Het voert misschien te ver om deze tijd met dat beruchte interbellum uit de vorige eeuw te vergelijken, maar nog steeds zijn Bubers woorden veel waard.
Over het smalle pad van rechtvaardigheid dat zich niet buiten de werkelijkheid bevindt, maar overal belopen kan worden, – of dat nu in een klaslokaal, een gebedshuis, een burgerzaal of gewoon op straat gebeurt – dat onverwachte smalle pad dat ons naar onvermoede ruimtes leidt op weg naar een meer vreedzame en verdraagzame samenleving
- Liesbeth – Een boek dat niet gelezen wil worden - 13 juli 2024
- Liesbeth – Zeventien - 7 april 2024
- Liesbeth – Kunnen wij elkaar weer toekomst geven? - 16 december 2023
Peters Kersttip: Klimaatdoelstellingen? Makkie! Volgend artikel:
Jeroen vd Beek’s Kersttip: De Carravaggisten