Zo, dat is een tijd geleden zeg, u was toch niet bang dat de kinderen ‘op’ waren? Wie tijdens de Halloween optocht met heel veel spoken en griezels naar buiten keek, moet gedacht hebben…die man, ik dus, kan nog jaren vooruit, mooi toch, hoe meer hoe beter. Laatste keer, wat een tijd geleden lijkt het, was ik bij Olivia, wat olijftak betekent, het symbool van de vrede, nou dat kunnen we tegenwoordig wel heel goed gebruiken, kom op met die vredestakken🙂. Maar nu ben ik aanbeland bij Philippe Daemen, waar hij woont op nr 42 met pappa Joost en mamma Lisanne, en niet te vergeten zusje Julie, die op dat moment al helemaal klaar was voor de Halloween optocht, dat zag er prachtig uit zeg.
Philippe, voor de zekerheid spelde hij zijn naam want voor je het weet zit ik ernaast, is 7 jaar oud en zit op de RSV, de Rotterdamse School Vereniging, in groep 4. En dat gaat goed, vertelt hij zelfverzekerd, alsof ik daar ook maar heel even aan kon twijfelen🫢. Rekenen is zijn favoriete vak en daar is hij dan ook erg goed in. Spelling is maar stom, moet alsmaar dingen opschrijven, komt geen end aan, nog 100 bladzijdes te gaan. Nou ja, iets goed uitrekenen is ozo belangrijk Philippe, maar het goed kunnen opschrijven zodat anderen, ik bijvoorbeeld😉, het ook begrijpen is minstens zo belangrijk. Gym is ook wel favoriet, vooral touw klimmen, en dan niet een paar meter omhoog, nee, zo hoog als 2 verdiepingen, allemachtig, dat is hoog, niks voor mij, als ik op een krant sta heb ik al hoogtevrees😉. Juf Groeneveld, die is leuk, ze zit zelf op hockey en voetbal, toemaar, een echte sportieve juf en als er tijd over doen ze in de klas een soort danswedstrijd met Just Dance. Philippe gaf gelijk een demonstratie op zijn Nintendo, mooie dansbewegingen met volle overtuiging uitgevoerd, zie ik hier de nieuwe John Travolta uit Saterday Night Fever?🤣
Sport en hobby
Natuurlijk doet Philippe iets aan sport, wat dacht je. Hockey en Tennis bij Victoria, is dat wat, hebben mijn eigen zoons ook furore gemaakt, althans dat vonden ze zelf. Toen ze wat ouder werden waren vooral de feesten populair, nog even wachten Philippe, dan komen je dansoefeningen goed van pas! Als linksvoor doet Philippe het nu al heel goed bij hockey, tennis is hij nog maar net begonnen. Wat wel fijn is dat opa en oma in Limburg een groot huis hebben met een groot grasveld, om niet te zeggen weiland erbij, waar hij mooi kan oefenen met pappa Joost. Maar dan moet wel eerst het gras gemaaid worden met een grasmaaier en tractor, nog paar jaar en dan mag Philippe zelf rijden, spannend hoor. Tip van Philippe: als je bramenstruik ziet, altijd de bovenste plukken want de ondersten worden ondergeplast door wolven, vossen en honden en misschien wel door mensen, bahbah, goede tip Philippe🤔. Zijn grote hobby is toch wel technisch lego, toen hij 3 jaar was kreeg hij zijn eerste , jaja, we hebben hier te maken met een slim ventje. Hij ging ook gelijk een heel ingewikkelde raceauto van zijn kamer halen, zo moeilijk ziet dat eruit, daar krijgt Max Verstappen hoofdpijn van als hij dat in elkaar zou moeten zetten. Zo niet Philippe, kijk die handjes, zo van, wat is het probleem?
De straat
Daar is Philippe duidelijk in…leuk, koken bij Flo, straatfeest, nog even de 100 meter rennen gewonnen, eerste prijs dus, jaja , hij doet het maar. Later zou hij wel architect willen worden, mooie huizen bouwen en anders ijscoman, dat lijkt ook wel wat. Wat vergeten? Oh ja, op Brielse Maas tijdens een zeilkamp uit de boot gevallen, goed afgelopen, poeh…🫠 Nou Philippe, ik denk dat het met jou sowieso goed gaat aflopen later, je bent een slim ventje die ook nog eens niet op zijn mondje gevallen is, goed je best doen op school en de wereld ligt voor je open, succes!
Het Eeuwfeest op 17 juni 2023 was ter ere van 100 jaar Graaf Florisstraat. Én ter ere van al die mooie bewoners uit de buurt, leden, niet-leden en oud-leden van de vereniging Ter Bevordering. Hieronder volgt een terugblik in een aantal delen.
De straat is gebouwd tussen 1917 en 1924. In 2019 kwam al de gedachte op om een eeuwfeest te organiseren. Door covid moesten we dat noodgedwongen uitstellen. Door covid waren we gedwongen afstand te bewaren. Juist daardoor weten we hoe belangrijk het is nabijheid te organiseren. En wat zijn we blij dat we dit weer konden doen!
Op 18 juni, de dag na het Eeuwfeest, stromen de berichten binnen bij de feestcommissie: “Heerlijk feest, goed gedaan”, “Het was echt super leuk en gezellig”, “We vonden het echt heel leuk”, “Nogmaals complimenten voor de organisatie” en “Zeker voor herhaling vatbaar”. We hebben er als organisatiecomité behoorlijk wat werk in gestoken maar wat wás het leuk om te doen en wat hébben we genoten: de sfeer, de opkomst, het enthousiasme, de veelzijdigheid aan bezoekers. Ja, zelfs het weer was perfect!
Wat leuk dat er zo velen van jullie bij waren: jong en oud, usual suspects en nieuwe gezichten, leden, niet-leden en oud-leden uit onder meer Arnhem, Antwerpen en Amsterdam. Een van de oud-leden die speciaal was teruggekomen liet weten: “Het was echt een heerlijk weerzien en trots dat het nog zo lekker bruist in de straat.” En gebruist heeft het! Voor wie er niet bij was (je hebt echt wat gemist!) en voor wie er wel bij was en nog even wil nagenieten: hier een verslag en wat sfeerimpressies.
Een pientere 8-jarige uit de straat merkte terecht op: “Ik ga het volgende eeuwfeest helaas niet meer meemaken.” Tja, of zij de 108 gaat halen is natuurlijk maar de vraag. Maar dit feest was zo gezellig en zo’n succes, dat we hebben gezegd: we wachten geen 100 jaar op een volgend feest. De draaiboeken liggen al klaar, een volgende keer zal het een stuk minder werk zijn. Dus wordt al nagedacht over een ‘Volgende Eeuw Feest’ in 2025.
Opbouwen
De dag begon met opbouwen. Paul had een groepje sterke mannen bij elkaar getrommeld, die klaar stonden voor deze klus. Een aantal dochters en zonen hielp ook mee. En ééntje nam zich voor: “Echt een grote tent! Hier ga ik vanavond in slapen!”
Gelukkig was het opbouwteam op tijd begonnen en gelukkig hadden we een ontheffing aangevraagd op een aantal parkeervakken. Eén onwillig bedrijf had zich namelijk niet aan de aanwijzingen van Buko gehouden en hun busje moest worden weggesleept. Het kostte de nodige tijd voordat dat geregeld was. Daarna ging het in rap tempo verder en stond alles mooi op tijd klaar.
De slingers, gemaakt van ingeleverde oude stoffen en in meerdere sessies in elkaar genaaid, maakten het feestelijke beeld compleet. Zelf maken is veel leuker dan kopen. En nog herbruikbaar ook.
Startschot!
Om 14:00 uur werd het startschot gegeven: voor de 100-jarige straat werd er (ongeveer) 100 meter hardgelopen. In 5 categorieën renden jong en oud zich de longen uit het lijf.
Menig jeugdige haas was zo enthousiast dat starter Arjan het een ongeldige start moest verklaren. Het moet natuurlijk wel eerlijk blijven, dus een paar keer moest de hele serie terug naar de startlijn; onverbiddelijk. Nina blies dan weer op haar vingers bij wijze van startschot. Een vakkundige jury, bestaande uit Erik, Margreet en Mechteld, beoordeelde wie de snelsten waren.
Voor de categorie ‘onder de 100’ deden naast een aantal sportieve volwassenen bijna alle kinderen die in hun ‘eigen’ serie ook hadden meegedaan, nog een keer mee. Dat mocht. Dus dat werden wel 5 of 6 series. Wat een enthousiasme!
Na ampel beraad werd de top 3 per categorie bekend en werd hen om 16:00 uur op het podium het eremetaal omgehangen. ‘Jong’ heeft overduidelijk betere longen, want geen enkele volwassene heeft het podium weten te behalen. De jeugd was er als een haas vandoor en liet die schildpadden van een vaders en moeders hun hielen zien. Trots namen ze hun medailles in ontvangst die de veurzitter hen omhing.
Dit was de uitslag:
Categorie onder de 6:
Julie (5) 8,00
Charlie (5) 8,01
Josephine (3) 10,34
Categorie onder de 8:
Philip (7) 6,58
Hazel (6) 8,65
Maas (6) 9,50
Categorie onder de 10:
Boris (9) 7,30
Evie (8) 7,33
Guus (8) 7,37
Categorie onder de 12:
Sam (10) 6,01
Jarko (10) 6,52
Benji (10) 7,90
Categorie onder de 100:
Jeason (13) 5,70
Walid (12) 5,80
Sam (10) 6,15
En voor wie nu denkt, “Hé, we hebben wel heel veel toekomstige Usain Bolts in deze buurt wonen, wat zit er daar in het water?!” … die ‘ongeveer 100 meter’ was wel heel erg ‘ongeveer’.
Oud Hollandsche kinderspelen
Na de hardloopwedstrijd was het tijd voor spelletjes. Elk kind kreeg een stempelkaart en kon dan langs de 12 spellen die Lisanne en haar team hadden uitgezet:
4 op een rij
Ballen op een vestje
Ring werpen
Boter, kaas en eieren
Golf parcours
Steltlopen
Spijkerpoepen
Blikgooien
Panty bal
Skippybalrace
Koekhappen
Eierrace
Tijdens de kinderspelen reed Olaf rond op zijn scootmobiel met dj-installatie, om de boel muzikaal op te vrolijken. En vrolijk was iedereen hoor! Fijn dat je er was, Olaf!
Na afloop van de spelletjes werd er door Gies een spannend sprookje voorgelezen en konden de kinderen uitblazen op een groot kleed, onder genot van een waterijsje.
En terwijl de ouders aan de borrel gingen, waren er nog allerhande activiteiten voor het jonge grut. Korfbalpaal, Twister, krijten, sjoelen, flessen voetbal, darten, domino spel. Er was door Carine een mooie kleurplaat gemaakt en er waren genoeg potloden en stiften om lekker te kleuren. Zen…. Wie nog energie over had, kon zich uitleven op een springkussen. En daar werd veel gebruik van gemaakt!
Open podium
Om 16:00 trapte Katharina, met haar jongste dochter op de arm, het Open Podium af met haar prachtige stem en enthousiasmerende optreden. Ze kreeg heel wat mensen aan het dansen en de sfeer die er al goed in zat, werd nog verder verhoogd. Je kan wel zien dat zij een professional is.
Tijs, die ook de techniek verzorgde, verzorgde ook nog een optreden op de gitaar. Hij kon zijn twee passies – techniek en muziek – helemaal uitleven deze dag.
Daarna volgden Guus (8) en Sam (10) op de gitaar. Zij hebben les van Edmond, zanger/gitarist van De Wet, die later op de avond optrad. Dit was het eerste optreden van deze jonge heren en dat was nog best even spannend. Maar deze ervaring is in de pocket!
Straatwandeling
Om 16:15 nam Frans Hooykaas een grote groep belangstellenden mee door de straat en de geschiedenis. Het was veel te kort voor velen, ze hadden nog zoveel meer willen horen! En Frans heeft ook nog veel meer te vertellen. Hij heeft al aangeboden dat nog wel een keer te willen doen 🙂 En het is inmiddels ook gerealiseerd. Op zondag 8 oktober hebben 12 straatgenoten wederom kunnen genieten van de architectonische geschiedenislessen van Frans. Wat altijd verbaast is dat je dan toch weer meer ziet en ontdekt, ook al ben je er honderden keren langs gelopen. Frans laat je met andere ogen kijken.
De wandeling eindigde bij het Hoekpandje, waar een fototentoonstelling hing van Margi Geerlinks. Jaren geleden heeft Margi het leven gevolgd van Mika Vesovic, de bewoonster van Graaf Florisstraat 94. Mika kwam uit Montenegro en heeft heel haar leven gehoopt daarnaar terug te keren. Helaas is dat niet gelukt en is ze hier gestorven. Haar laatste jaren, in bittere armoede, zijn door Margi liefdevol vastgelegd. (Zie hier enkele foto’s.)
Onthulling gevelpaneel & taart
In de begintijd van de vereniging was er bij het klussen aan het pandje een bovenraam gesneuveld, net voordat de verzekering was afgesloten. Daar is toen een dicht plaatmateriaal ingezet. Jaren later is daar een creatieve invulling gekomen. Straatgenoot (en inmiddels Italië-ganger) Jeroen Beltman tekende toen voor het ontwerp, waarop met trots de naam van de toen nieuw gelanceerde website te lezen was (de eerste website met een eigen straat!). Dat was ook alweer heel wat jaren geleden en de opdruk begon los te laten. Het organisatiecomité leek het een leuk idee om tijdens de feestelijkheden een nieuw ontwerp te onthullen.
Daarop is contact gezocht met letterontwerper Diederik Corver, die in de magere jaren van de vereniging enkele jaren het Hoekpandje heeft bewoond en ook de vormgeving had gedaan van het Wandelgedicht. Hij was bereid om een nieuw ontwerp te leveren. Een kleine ontwerpcommissie, bestaande uit organisatiecomité, bestuur en enkele geïnteresseerde leden beoordeelden een aantal varianten en in samenspraak met de ontwerper is dat uitgemond in het huidige ontwerp. Diederik was hoogstpersoonlijk aanwezig om zijn ontwerp om 17:00 uur toe te lichten en het nieuwe gevelpaneel aansluitend feestelijk te onthullen.
De letters in het ontwerp brengen 750 jaar typografie bijeen: het schrijven met primitief gereedschap ten tijde van Floris V (1253), de contrastrijke ontwerpen van Fré Cohen (1923) waar de straat een band mee heeft, en het modulaire spel met vormen van digitaal ontwerpen (2023).
De twee kleuren van de tekst in het raam boven de deur van het Hoekpandje zijn, gemengd, het baksteenrood van de plattegrond in het ontwerp. Als contrast een okergeel. En wat blijkt… precies deze kleuren blijken allemaal in een 13e eeuwse kleurenplaat van Floris V te zitten!
De plattegrond weerspiegelt de straat vanuit het standpunt van de kijker voor de gevel van pand 88 (zie ook het rode pijltje: ‘u staat hier!’); de straat loop schuin weg van de Beukelsdijk en eindigt met een knik op de Heemraadssingel; die beweeglijkheid is ook terug te zien in het gevelpaneel.
Diederik en zijn vrouw hadden hun zoon meegenomen en lieten hem zien waar ze 8 jaar lang gewoond hebben. Zoonlief keek zijn ogen uit. En wij de onze naar ons nieuwe gevelpaneel.
Diederik heeft ook ons logo opgefrist, terug te vinden op onze uitingen, zoals de folder en onze site. Het logo prijkte ook op de grote taarten die we ter ere van het eeuwfeest hebben laten aanrukken en werden uitgedeeld. Want bij een feestje hoort natuurlijk taart!
En zie ook de vlag met ons nieuwe logo die sinds september aan de gevel prijkt.
Eten, muziek en pubquiz
Na de feestelijke onthulling van het gevelpaneel en de taart ging het los! Er was muziek, eten en drinken, en een heuse pubquiz.
Onze buurt blijkt vol muzikaal talent te zitten! De feestcommissie was in de aanloop naar de dag van deur tot deur gegaan, en op die manier op onvermoed talent gestuit. Alle bands die hebben opgetreden hebben een link met de straat of omliggende straten. Bram, de gitarist van de band brAm, woont in de buurt en heeft jaren geleden zelfs ook nog in de Graaf Florisstraat gewoond.
De drummer van Les Etoiles, Michel Schelvis, woont in de Beatrijsstraat. Zanger en gitarist van De Wet is onze straatgenoot Edmond Bravenboer. En de internationale ster DJ Chris Inperspective blijkt ook in de Graaf Florisstraat te wonen. Wie hem nog niet kent – google hem! Supertof dat ze allemaal in de Graaf Florisstraat kwamen optreden voor het thuispubliek. Echt top dat we zoveel talent in de Graaf Florisstraat en omliggende straten hebben!
De bar werd gedraaid door vrijwilligers. Hanno uit de Beatrijsstraat wierp zich op als de vaste barman, en zo kon het team goed draaien met een vaste kracht en elk uur wat andere vrijwilligers. Naast het drinken was er eten, en er was volop keuze. De dames van het Wijkpaleis hebben voor ons gekookt. Geweldig dat zij hun kooktalent inzetten om onze monden te voeden en magen te vullen. Fatma maakte Surinaamse hapjes; Basma en Jihan kookten een Syrische maaltijd voor ons. We hebben gesmuld!
En restaurant De Buffel leende de houtoven uit aan Marijn (de zoon van Tony), die samen met enkele ondersteuners voor een vriendelijk prijsje pizza’s stond te bakken. Hartelijk dank aan de Buffel en vooral ook aan onze pizzabakkers.
En tussen de bands door was er een door Mechteld en Gies geproduceerde pubquiz, in verschillende rondes. Spontaan werden er teams gevormd aan de eettafels, waar oud-leden en huidige leden samen met bandleden verbroederden en de strijd aangingen met andere teams. De vragen waren zo uitgekiend dat je de beste kans op winst maakte als je team een uitgebalanceerde mix had aan leeftijden en culturen. Er was een ronde muziekvragen en een ronde vragen over de Graaf Florisstraat, die vooral te beantwoorden was na lezing van de speciale eeuweditie van de TeleGraafFloris. Maar op één vraag wist geen enkel team het antwoord te geven: wat is de naam en de betekenis van het Chinese bejaardenhuis in de voormalige huishoudschool? Ka Fook Mansion wisten sommigen nog wel, maar wat het betekende??? Helaas waren de twee aanwezige bewoners van deze mansion nét vertrokken toen deze vraag voorbijkwam… Aan het eind van de avond gingen drie teams naar huis met mooie prijzen voor doe-het-zelvers met groene vingers.
Dankwoord
Dit eeuwfeest is tot stand gekomen door de inzet van heel veel mensen. Ook hier worden ze nogmaals genoemd.
Vlaggen die er hingen: gemaakt met materiaal uit de straat (dank allen die oude lappen inleverden), aan elkaar gezet door vrijwilligers uit de straat en buurt, tijdens ontzettend gezellige naai-weekenden. Circulair en creatief, zoals we het graag doen. De vlaggen zijn gemaakt door: Ton, Marlies, Evelien, Angela & Lea, Nina & Sam, Mechteld, Gies, Suzy en Carine. Hulde!
Posters die in de straat hingen zijn gemaakt door Suzy, met hulp van Carine, met foto’s uit het stadsarchief en door inzendingen van meerdere leden. Een speciale dank aan de familie Kathmann, die in het familiearchief is gedoken en werkelijk prachtige beelden heeft aangeleverd.
Frans Hooykaas, dank voor de rondleiding. En hoe mooi dat dit precies viel op de Dag van de Architectuur. Het is dan wel geen hoogstaande architectuur in de Graaf Florisstraat, maar – in de woorden van Frans – ‘burgermansgepruts’; het is er wel superfijn wonen.
Al bijna 15 jaar wordt er verslag gedaan van alle initiatieven in de TeleGraafFloris, ons digitale kwartaalblad dat breed in Rotterdam en ver daarbuiten gelezen wordt. Speciaal voor het Eeuwfeest maakte de redactie een papieren editie van de TeleGraafFloris in 1000-voud. De krant is huis-aan-huis bezorgd, er liggen nog een aantal exemplaren in het Hoekpandje. Meenemen mag. De special edition (collector’s item!) van de TeleGraafFloris is tot stand gekomen door de redactie en enkele gast-schrijvers. De hoofdredacteur Peter heeft zijn tijd en pen weer ingezet. Maar de meeste inzet en het ware huzarenstukje is geleverd door Paul Spiele, die de vormgeving en opmaak voor zijn rekening heeft genomen, waar heel wat uren werk in is gaan zitten!
Het Dierenlandje, onze partner in Huize Middelland: dank voor het uitlenen van spullen voor de kinderspelen!
Tijs en Jeroen Leemans verzorgden de techniek. Super bedankt! Tijs groeide op in de straat, maar woont nu op kamers in Dordrecht. Speciaal voor het Eeuwfeest kwam hij ons bijstaan. Hij is net afgestudeerd aan de HKU, Muziek en Technologie en heeft bij het Open Podium ook voor ons gespeeld. Mocht hij later internationaal doorbreken, dan waren jullie erbij in zijn beginjaren.
Jasper, barista, woonde boven het Hoekpandje. Het was zijn laatste maand in onze straat, want per 1 juli is hij verhuisd naar Kralingen. Superfijn dat hij tussen het inpakken door nog tijd wilde maken om de koffie te verzorgen na het eten. En niet zomaar koffie. Nee, nee. Perfecte koffie. Van hoogwaardige kwaliteit bonen, op de juiste temperatuur gebrand en op de juiste wijze gemalen, met water op precies de juiste temperatuur en met precies de juiste druk door de koffie geperst. We gaan je missen Jasper!
Fatma, Basma en Jihan: dank voor jullie heerlijke Surinaamse happen en Syrische maaltijd. Restaurant De Buffel en Marijn: dank voor de pizza’s!
De muzikanten: dank voor jullie geweldige optredens in jullie eigen buurt.
Sponsors
Onze hoofdsponsor was onze eigen Wijkraad, van Middelland-Nieuwe Westen. Dank voor de royale steun.
Het Buurtfonds van de Postcode Loterij hielp ons financieel uit de brand. Het Buurtfonds bevordert buurtactiviteiten en ons Eeuwfeest laat weer zien hoe waardevol dat is! Mocht je een buurtactiviteit organiseren, denk dan aan dit fonds. Heel makkelijk om in te vullen en snel in de reactie. Erg fijn!
Cultuur Concreet, dankzij jullie konden we de artiesten (alsnog) een gage geven!
Het Elise Mathilde fonds heeft ook nog geld toegezegd. Als we dat nog binnen krijgen, hebben we zelfs helemaal quitte gespeeld.
Dit feest had niet georganiseerd kunnen worden zonder de inzet van vele vrijwilligers. Vrijwilligers bij de kinderspelen, bij het springkussen, achter de bar (dank Hanno, dat je spontaan de rol van vaste barman op je nam!), bij het opbouwen en afbreken. Vele handen maken licht werk. Dank allemaal voor jullie inzet!
En last but not least: het organisatiecomité van het Eeuwfeest. Er zijn vele uren vergaderen aan gespendeerd, telefoontjes gepleegd, mails en apps gewisseld. Met heel veel inzet, humor en goede samenwerking is dit voor elkaar gebokst. Heel veel dank aan Paul, Nina, Gies, Suzy, Carine, Mechteld, Tony en Lisanne.
Lost & found
Na zo’n feest zijn er altijd een paar spullen kwijt en een paar voorwerpen gevonden. Zo vonden we een zilveren medaille, die van Hazel (categorie onder de 8) bleek te zijn. Deze is opnieuw met de bijbehorende toeters en bellen uitgereikt door de voorzitter en omgehangen bij een heel blije Hazel.
Het turnkleed, waarop Doris en een vriendinnetje hun kunsten hadden geshowd, is de volgende dag opgehaald. Evenals de achtergebleven buggy, de muziekstandaard en de felgekleurde hoeden.
Nog niet opgehaald: een sleutelbos met 3 sleutels (zie foto). De bos hangt nog altijd aan een haakje op het raam in het Hoekpandje. Er heeft zich tot nu toe nog niemand gemeld. Zijn ze van jou? Of weet je van wie ze zijn? Mail even naar het bestuur.
Verder is iemand een telefoon verloren. Heel vervelend natuurlijk. Terugbrengen kan nog steeds…
En wat vooral gevonden is: heel veel plezier en kunnen terugkijken op een hele geslaagde dag!
Ook meedoen?
Het sociale leven in ons buurtje bloeit mede dankzij de vereniging Ter Bevordering, opgericht door een groep bewoners die tegen de verloedering van de jaren ’80 en begin jaren ’90 in, zich inzetten om de buurt leuker en leefbaarder te maken. En nu, 28 jaar later, worden nog steeds door zoveel leden zoveel mooie dingen georganiseerd. Om er een paar te noemen: etentjes, tekenclub, kinderkookcafé Koken à la Flo, Floriscoop, soepconcours, straatborrels, spelletjesavond, kerstboom versieren, Halloween. Iedereen die erover hoort is aangenaam verrast en haast jaloers op wat we hier met elkaar hebben en doen.
Ben je nog geen lid van de vereniging? Geen nood. De nieuwe folder ligt klaar. Vul ‘m in, neem een foto en stuur die naar [email protected]zodat we kunnen zeggen: welkom bij de leukste straatvereniging van Rotterdam.
Wie zich verdiepen in mijn leven ontdekken het al snel. Dat ging niet altijd over rozen, was vaak zelfs pure hel. Verloor als peuter al mijn vader, als twaalfjarige werd ik graaf. Twee jaar later moest ik trouwen en dat deed ik dan maar braaf. Elf kinderen schonk mijn vrouw mij, mijn lieve Beatrijs, Negen werden er al snel weer weggehaald, door de man met de zeis. In de jaren mij gegeven, trok ik met regelmaat ten strijd. Heb velen op het slagveld verloren, doch kreeg geen tijd voor spijt. Door mijn eigen schoonvader, het is werkelijk ongehoord, Werd ik ontvoerd en enkele dagen later, op brute wijs vermoord.
In de eeuwen die volgden, heb ik mij in mijn graf vele malen omgedraaid. De rust kwam honderd jaar geleden, toen het geluk mij pas heeft toegezwaaid. Er werd een straat naar mij vernoemd, eindelijk werd mij recht gedaan. Brede stoepen werden aangelegd en jonge platanen kwamen er te staan. Ook ‘mijn straat’ kende bittere tijden, gevuld met oorlog en geweld. Verdrijving en moord van joodse bewoners is mij meerdere keren gemeld. Maar ook mooie tijden, illustere bewoners, artsen met een bijzondere praktijk. Bijleveld bijvoorbeeld stelde zijn diagnose op basis van je zijk. Winkeltjes kwamen en verdwenen en hotels kwamen erbij. En een gemeenschap van Chinezen en dat alles zij aan zij.
Tot zo’n dertig jaar geleden een dieptepunt werd bereikt. Met dealers, hotelhoeren en een pandje op een hoekje dat met een koffieshop werd verrijkt. Bewoners begonnen zich te roeren en op een gedenkwaardige dag, namen zij dat hoekpandje over en gingen daar ‘Ter Bevordering’ aan de slag. Na een intensieve verbouwing waren keuken en kelder klaar, voor maaltijden en het brouwen van bieren, en buren ontmoetten er elkaar. Toen een verbod kwam van de gemeente op het schenken van alcohol, gingen ze toch door met organiseren, niets was ze meer te dol. Samen spelen, eten, films kijken, een ‘midzomernachtsdroom’ zowaar, een straatgedicht, krant, website en een kinderkookclub, ze speelden het allemaal klaar.
Nu zitten jullie hier als commissie van het eeuwfeest kort gelee. Opnieuw een onderneming van jewelste, maar wat ben ik weer tevree. Jullie dachten echt aan alles: slingers, pizza’s, voldoende bier, muziek, een hardloopwedstrijd, en werkelijk ieder had plezier. Voor mij voldoende reden om te doen herleven wat ik ooit bedacht, de Orde van Sint Jacob, waarin ik zo’n twaalf ridders samenbracht. Ik ga over tot een herbenoeming, de Orde van Ter Bevordering is het voortaan. Beste Nina en Paul, ik verzoek jullie nu te gaan staan. Achter deze club van harde werkers waren jullie de drijvende kracht. Volgt nu een ode die ik voor ieder van jullie bedacht.
Beste Nina, Met voorgangers als Karel, Jeep, Harold, Karin en Audrey lag de lat heel hoog, Daardoor liet je je niet intimideren toen je als voorzitter aan de slag toog. Mensen samenbrengen en tot mooie daden motiveren, dat is telkens weer je doel. Dat doe je zelfverzekerd, met stralende charme en met een grote dosis gevoel. Ieder voelt zich in jouw gezelschap gewaardeerd en op zijn/haar/hen plek, en om dat in stand te houden, is maar weinig je te gek. Voor het welslagen van het eeuwfeest heb je je onophoudelijk gestort, op subsidieaanvragen en op contacten leggen, werkelijk nergens schoot je tekort. Voor een dadendrang als de jouwe, is het met groot respect dat ik hier verklaar, Lieve Nina, het is voor mij een eer je in ‘mijn straat’ te hebben, eerlijk waar.
Beste Paul, Als relatief nieuw straatbewoner keek je de kat eerst uit de boom, Doch hoe dichter de datum naderde kwam je meer en meer op stoom. Met verwondering over de verhalen gaf je vorm aan de jubileumkrant, en zo raakte je gaandeweg in het oog van de organisatie beland. Onvermoeibaar was jij het die regelde: flyer, podium, bar en drank. Zelfs bekers, kabels en verlichting, waarvoor mijn grote, grote dank. Je hebt in de voorbije maanden, dat stel ik vast met zekerheid, een plek in de harten van de bewoners verworven en dat is geen kleinigheid. Zonder inzet als de jouwe blijft menig plan slechts een idee. Mét jouw daadkracht en toewijding maak je nog eens mooie feesten mee.
Lieve Nina, lieve Paul, er komt een slot aan mijn verhaal, doch niet zonder dat ik er een verre nazaat van vrouwe Beatrijs bij haal. Onze Gies, die aantrof in haar onuitputtelijke rariteitenkabinet, een magische kris waarmee zij jullie nu aan de poel van normale bewoners ontzet.
Nina, buig het hoofd nu in vervoering en onderga dit eeuwenoude ritueel. Het is in de Orde van Ter Bevordering dat ik jou als ridder aanbeveel.
Paul, voor jou van hetzelfde laken een pak dat je goed zal staan. Laat vrouwe Gies je nu zachtjes, doch trefzeker, tot ridder slaan.
In 2020 ontving de redactie een bericht vanuit Calgary, Canada van Johanna Peetoom-Smouters. Zij is in 1934 geboren in de Graaf Florisstraat 23a. Haar vader had daar een groente- en fruitwinkel (“Smouter’s Fruit Blinkt Altijd Uit”). Haar twee jaar jongere broer Willem (Bill), ook hier geboren en naar Ontario, Canada geëmigreerd, blijkt ook erg geïnteresseerd in het nieuws van zijn geboorteplaats, net zoals nog andere zussen en hun kinderen die in Canada geboren zijn. Ze blijken trouwe lezers van de krant.
Sinds die tijd krijg ik regelmatig een berichtje van Johanna die inmiddels richting de 90 jaar gaat. Ze wil graag contact met Eva, de huidige bewoonster van 23a en ze vertelt over de broze gezondheid van haar broer Bill.
Bill in Rotterdam – 1941
In de aanloop van de Eeuweditie van de TelegraafFloris vroeg ik haar wat herinneringen te sturen over de straat in de veertiger jaren, zodat ik die kon verwerken in het artikel Oude Buren, Nieuwe Buren. Daarop ontving ik een langer stuk met haar herinneringen uit die tijd en twee verhalen uit de Tweede Wereld Oorlog van de hand van Bill. Bill heeft deze verhalen gebruikt bij presentatie’s die hij gaf op christelijke scholen op Remembrance Day, de dag waarop de Canadezen hun oorlogsslachtoffers herdenken. Zeer lezenswaardig en relevant voor wie een indruk wil krijgen over het leven in de straat in die tijd.
Toen ik per post de Eeuweditie van de TelegraafFloris naar Canada opstuurde ontving ik het droevige bericht van Johanna dat Bill overleden was.
Hierna volgen de twee verhalen van Bill en daaropvolgend de memoires van Johanna. De teksten zijn in het Engels. Veel leesplezier!
This is a true story. A story that took place many years ago in Rotterdam in The Netherlands, where I was born and where I lived the first sixteen years of my life.
It was December 1944 – a cold wet winter month. My family at that time consisted of my mother, three sisters and me. We lived behind and above our fruit & vegetable store. To get into our house, you had to come in through the store. We had no back door, and no garden.
There wasn’t much left in the store to sell. The enemy had occupied Holland for 4½ years already and pretty well everything was gone from most stores, with little or no supplies coming in anymore.
I was a very skinny, almost nine-year-old. Two months earlier the enemies had taken my father–and many other men from the neighbourhood–to their country to work for them fixing roads and railway lines. These were often the targets of American, Canadian, and British bomb attacks. We didn’t know whether we’d ever see Dad again. A lot of men had died there.
We used a wood stove for heating the house and for cooking. We had a gas stove in the kitchen, but gas was no longer available. A couple of months before my father was picked up by the enemy, he had been able to buy this wood stove for us. My mother was very happy with it. What Dad didn’t know, however, was that the stove had a crack in it. That crack got bigger as we used it and then, one day, it got so bad that we couldn’t use the stove any more.
My mother was desperate. She wasn’t able to prepare what little food we had and we had no way of warming the house. We prayed a lot in those days, asking the Lord for the most basic things of life, the ones we are now so used to having every day. Mom went on her knees that night, pleading with the Lord for help.
Across the road lived a lady by herself. She had a number of friends among the enemies who lived in barracks down the street from us. Her grown-up son was known to do work for the enemy. Because of that, she wasn’t well liked by her neighbours. Nobody wanted to have anything to do with traitors.
The day after our stove quit working, that lady phoned my Mom. That was strange because she must have known that people avoided her. The lady asked if we had any difficulties in our family. My Mom didn’t know what she meant. The lady said she had had a dream during the night about our family. Apparently she saw us standing around the stove shivering, but we couldn’t seem to get warm. Mom then explained about the broken stove that was now useless.
The lady then told Mom that her son had phoned her from out of town and suggested his mother move in with him. She had agreed and so now she had a stove to spare. If Mom would only arrange to pick it up, we could use it for the rest of the war because she wasn’t planning on coming back to our city until the war was over.
And that is how our family was helped through that terrible winter of 1944/45.
And that is why I think prayers of petition and of gratitude are so important, and why I will always believe in miracles.
* * *
Willem Smouter – “Death on our Doorstep” (1945)
This is a story from World War II. It’s a true story and it happened in Rotterdam, Holland where I was born and where I lived when the Nazis, our enemies, bombarded the city at the outbreak of the war in 1940. Thousands of citizens died and most of the downtown area was destroyed. I was only 4½ years old at the time, but I remember the fires everywhere, fire engines coming and going, sirens screaming all the time, and the smoke hanging over the whole scene.
The enemy occupied our country for five long years. Food was harder and harder to come by. So was the fuel we needed for warmth and cooking. Natural gas was no longer available. People first stripped the wood from the destroyed buildings. Then fences would disappear. Eventually they took whatever might burn in their stoves, including park benches that were chopped up for firewood.
Each year more people died and by 1944 everybody went hungry. City people would take valuables into the country and try to trade them with the farmers for food. We lived on a corner of a street of row housing, behind our nearly empty fruit & vegetable store. The enemy had taken my father to their country. My mother’s younger sister Susan had come to stay with us to help out in the store and to look after my three sisters and me.
This story took place in January 1945.
Enemy soldiers had taken over a school down the street and converted it into barracks. We therefore saw soldiers every day. Sometimes at night, one or more would come “home” from a party and swagger noisily along our street. They would sing or laugh and could be quite noisy. You would never know what they were up to. Those were scary
situations for my Mom and her sister, with me–the nine-year old, underfed boy–being the only male in the house.
Once, after midnight, we heard a man shouting and rattling the front door of the store. It woke all of us up. We couldn’t make out what the man was shouting, but he was obviously trying to get in. We were scared. “One of those drunken soldiers”, we thought. My mother and Aunt Susan wouldn’t allow candle light for fear that it might give us away to whomever was at the door. My younger sister began to cry. Mom told us to hush and to sit tightly together in a small room at the back of the house. But that didn’t keep us from hearing more noise and more door rattling. Finally everything became quiet. The soldier must have moved along. We went back to bed.
Early the next morning, Aunt Susan went to check the front door. There, outside, she saw a man lying on the ground. She opened the door and ……………was shocked! Instead of a drunken enemy soldier she stood looking at the body of a Dutch railway employee. Probably finding himself near the end of his life, either from illness or from sheer hunger, he had called us for help, but we had misunderstood! What a tragedy!
Mother asked the Lord to forgive us that we had been so scared and not helped a fellow countryman in his greatest need.
When they came to pick up the body, someone touched the small burlap sack the railway man had with him. It moved. Inside was a small, scrawny but live rabbit. His pet? Or perhaps his next meal? We would never know.
Johanna Peetoom Smouter – “Graaf Florisstraat 23, my memories”
The fact that my parents operated a fruit and vegetable store on the corner of the Graafflorisstraat and the Beatrijstraat necessitated that we always be polite when we were spoken to, after all the people could be customers!
2-jarige Johanna Smouter met haar moeder, GFS 23a
The customers were mostly friendly and interested in us. We lived behind the store and people were interested in our lives and curious at the lives lived behind that closed door in the far corner of our store. Sometimes we were asked questions. My job as a 7 years old was polishing the brass door handle on the store side. Late on a Saturday afternoon, just before closing a friendly woman asked me as I was busy polishing: “Zo, en heeft je moeder je allemaal gewassen en zijn al de nageltjes geknipt?” I thought it a silly question, but smiled politely.
Next door to us lived a university professor, he and his wife had no children. She talked to my Dad from time to time. She felt lonely because right after supper her husband would go to his study and she would not see him until she brought in a tray with a cup of tea and some biscuits. She said that she was so sick of it that she once opened his study door, stopped and purposely dropped the tray….Her startled husband mended his ways after that. He started with taking his wife for a very fast trip around the block that evening and we often saw them walking from then on.
Quite a few professional people live on the right of us along the street such as lawyers and doctors. One of these doctors, a Urologist had frequent patients sent to him from far and wide. From time to time one would enter the store to ask for directions. One day a gentleman came in, touching his black cap about to ask for directions. My Dad recognizing the bulge in his jacket pocket with the tell tale sign of a corked bottle said: “Six houses down the street ,Sir”.
My brother and I also turned on the lights on Saturday morning for the Cohens, their religion forbade them to this themselves.
We got a phone call from Mrs. Cohen one lunch hour. The store was closed at lunch but even so, customers come first. “Mr. Smouter, can one of the children bring half a pound of strawberries, please?’ “Well.Mrs. Cohen, the strawberries are very ripe and I am afraid they may get squished”. “Oh, I don’t think it will be that bad.” But it was and we got complaints. We continued to be polite. Years later though I reacted angrily to that store bell at lunch. That was when my brother and I took turns waiting on people to give Dad a break at lunch. No matter how disgruntled we felt, with a smile we appeared behind the counter with a : “How may I help you?”
Housewives would come in and ask Dad: “Meneer Smouter, what shall I make for dinner tonight? I’m all out of ideas.” “Well, Ma’am, what sort of meat are you having?” And they would build the dinner from there.
Quite a few people employed German “dienstmeisjes” and these girls would ask Dad questions about products. One day such a girl asked: “Has du Gein”. And although Dad was familiar with German, this he did not know but he answered: “Meid, ik heb zoveel gijn!” Of course he would regale us with his stories at mealtimes.
On the opposite side of the street and more to the right, Mr. Van Loon had his milkstore, the melkboer. After the war when there were still lots of shortages my Mum sent me to buy an egg. When I asked for one, Mr. Van Loon said: “Meid, hebbi een feesie?”`
Next to the melkboer and to the left, was a private lending Library and on Saturday my brother and I were each given a dime to borrow a book. My choice was one of a series called Billy Bradley and my brother’s choice were books about Winnetoe, stories about Native warriors.
On the corner of the street directly opposite was de winkel van Van der Meer en Schoep, a bakery. On Saturday afternoon I was sent there to buy cookies for Sunday. The cookies were called Kalfsogen. They had a sweet, pink dot in the middle.
My last memory is about something that happened during the war. We had little food and were often hungry. One night a milk tanker truck turned de corner too wide and right on our corner it hit the curb, the tanker part fell over and sprung a huge leak. My Dad gathered up containers in the house and empty bottles from the store and handed them around to the gathering neighbors and all of us caught as much milk as we could. We had a small tub filled to the top, which was put in the empty deep freezer we had in the store.
Vrijdag 27 oktober was de feestelijke start van het buurtinitiatief ‘Samen Slim Rijden Middelland’. Dit is een initiatief van de bewoners van de wijk Middelland in Rotterdam om samen elektrische auto’s te delen.
De bijeenkomst starte met een hapje, een drankje, en een openingswoord door de buurtambassadeurs. Daarna volgde een fotomoment en een feestelijke onthulling van de nieuwe auto’s. De reacties waren zeer positief. Een van de geïnteresseerde aanwezigen was zo enthousiast dat hij zich staande de feestelijke bijeenkomst aanmeldde.
Nina, Luuk en Franz – de ambassadeurs van Samen Slim Rijden
Het idee
De initiatiefnemers maken zich sterk voor straten waar meer ruimte is om te lopen, te verblijven en te spelen. De gedachte hierachter is: Al die geparkeerde auto’s in de straat, dat kan slimmer, goedkoper en groener.
Voor veel bewoners geldt dat ze hun auto maar een klein deel van de tijd nodig hebben. Auto’s staan dus het overgrote deel van de tijd stil. Dat legt beslag op de waardevolle buitenruimte. De deelauto vaak komt in plaats van de eigen auto, dus zijn er veel minder auto’s nodig. Bovendien vallen de kosten per gebruiker bijna altijd lager uit als je deelt.
De redenen nog eens bondig samengevat:
🚗 – van bezit naar gebruik ⚡️ – van fossiel naar elektrisch 🌱 – vergroenen van onze wijk 🅿️ – minder parkeerplaatsen nodig 💶 – goedkoper voor iedereen
De gemeente heeft de vergunningen voor de eerste 3 auto’s afgegeven en werkt nu aan laadpalen en een vaste parkeerplaats voor deze auto’s.
De Volvo van Franz – nog heel even in de straat
De droom van de initiatiefnemers is dat over een aantal jaar hele straten vergroend kunnen worden, omdat er veel minder parkeerruimte nodig is en dat er voor alle bewoners die het nodig hebben, elektrische deelauto’s beschikbaar zijn in coöperatief beheer.
Zo’n 15 huishoudens starten nu met het samen delen van 3 auto’s. De helft daarvan heeft of had tot voor kort een eigen benzine of dieselauto, en ruilt die nu in voor een gedeelde elektrische auto. De andere helft maakte vooral gebruik van huurauto’s. Als meer mensen meedoen, komen er meer deelauto’s bij en gaan er nog meer (fossiele) auto’s de straat uit.
Het buurtinitiatief werkt samen met het bedrijf Onze Auto, dat als missie heeft dat kinderen weer kunnen stoepranden in hun buurten, en als motto: Samen voor een toekomst met minder auto’s en meer groen.
Hoe werkt het?
de Onze Auto app
Voordat je meedoet maak je een inschatting van het aantal uur en het aantal kilometer dat je per maand verwacht te rijden. Op basis hiervan wordt het maandelijkse voorschotbedrag bepaald (€50, €100, €200 of €300). Dit bedrag wordt maandelijks afgeschreven. Rijtegoed dat je niet opmaakt kun je meenemen naar de volgende maand (tot 6 maanden). Als je meer rijdt dan je voorschot, betaal je bij conform het uurtarief van jouw abonnementsvorm.
Een reservering mag maximaal drie dagen duren. Als je een reservering maakt voor 24 uur, dan worden er max 14 uur afgerekend.
Je kunt per huishouden meerdere personen inschrijven en via de app een auto reserveren. De reservering kun je later wijzigen of ongedaan maken. Je kunt met je huishouden ook meerdere auto’s tegelijk rijden.
Als het eenmaal zover is en je gaat rijden, kun je via de app de auto vinden (zolang de plekken nog niet vast zijn) en de deur openen. Binnen ligt het pasje waarmee je de stekker kunt koppelen en ontkoppelen. Als je de stekker ontkoppeld hebt, kun je gaan rijden voor de periode van je reservering. Het pasje werkt op alle laadpalen in binnen- en buitenland en de elektriciteit is bij de prijs inbegrepen.
Als je terugkomt, zet je hem bij voorkeur weer in de laadpaal. Mocht daar geen plek zijn en je batterij toch bijna leeg, kun je hem later alsnog even aan een paal zetten. Een korte reservering (tot vijf minuten) kost niks. Dit zal niet meer voorkomen wanneer binnen enkele maanden de vaste parkeerplekken en palen er komen.
Als er vragen zijn of problemen dan heeft Onze Auto hiervoor een helpdesk die 24/7 bemand is. Onderhoud en pechhulp zijn allemaal inbegrepen. Verder zitten alle deelnemers met elkaar in een app groep, dus onderlinge hulp is ook snel geregeld .
Is er altijd een auto beschikbaar?
de locaties van de auto’s
Met drie auto’s en 15 deelnemers is er uiteraard een kans dat er momenten zijn waarop er geen auto beschikbaar is. De ervaring met andere deel initiatieven leert echter dat dit erg weinig voorkomt.
Als er structureel naast gegrepen wordt, kan dit ook een teken dat de wagens dusdanig veel gebruikt worden dat het tijd wordt voor eentje extra. OnzeAuto houdt dit in de gaten. We zullen het in de praktijk gaan ervaren.
Een optie is om voor deze eventualiteit zelf een MyWheels abonnement te nemen als backup. Als we een coöperatie vormen, kunnen we dit ook vanuit het collectief doen.
Welke auto’s zijn het?
Zoals gezegd zijn we van start gegaan met drie auto’s, waarvan er twee in de Graaf Florisstraat staan en één in de Schermlaan op de hoek bij de Jan Porcellistraat.
Het zijn twee Peugeots E208 en een Hyundai Kona. Deze laatste is iets groter dan de Peugeots en een goede optie wanneer je met vier personen een langer stuk wilt rijden.
De auto’s bieden verder alles wat je van een moderne wagen mag verwachten. De actieradius op een volle accu varieert bij temperatuur en rijgedrag maar ligt ergens tussen de 320 en 400 kilometer. De kleur is wit en er is een bescheiden logo van Onze Auto aanwezig.
Ook meedoen?
Er is plek voor meer deelnemers. Je kunt ook een 3 maanden kennismakingsabonnement nemen, waarbij je geen vaste kosten hebt maar alleen voor het gebruikt betaalt.
“Ik bekijk een boom… Ik kan hem bij een soort indelen en als exemplaar observeren, naar bouw en levenswijze… Het kan echter ook geschieden, tegelijk uit wil en genade, dat ik bij het bekijken van de boom in een Relatie ermee wordt opgenomen en dan is de boom geen “Het” meer… In levenden lijve staat hij tegenover mij en heeft hij met mij te maken, zoals ik met hem – alleen anders… Dat levende geheel, die eenheid van de boom die zich onttrekt aan zelfs de scherpste blik van wie slechts onderzoekt, en die zich ontsluit voor de blik van wie Jij-zegt, is er juist dan wanneer die mens er is: juist hij staat de boom toe geheel en al die eenheid te manifesteren, en dan manifesteert de boom die ook.”
Dit citaat is afkomstig van mijn favoriete filosoof, de Joods Oostenrijkse denker Martin Buber (1878-1965) in wiens denken alles draait om wat voor hem de essentie van het bestaan is, de dialoog.
Buber geeft het begrip dialoog een bredere betekenis dan die van tweespraak. In zijn optiek omvat het voeren van een dialoog veel meer dan het spelen van een spel van vraag en antwoord, het gaat ook over ‘verantwoordelijkheid nemen voor het bestaan van de ander’, zoals hij het omschrijft. Zijn filosofische hoofdwerk Ich und Du, dat hij in 1923 schreef, gaat hierover.
In de ontmoeting tussen twee wezens kan het gebeuren, aldus Buber, dat zij worden getroffen door de andersheid van de ander. Dit geraakt worden duidt Buber aan als ‘liefde’, opgevat in de zin van een ruimte scheppende kracht. ‘Authentiek existeren’ is de term die hij gebruikt om te markeren wat er aan de hand is wanneer ik reageer op de ander, in de ruimte die ontstaat tussen Ik en Jij. Op dat moment is de ontmoeting niet te sturen en er valt niet op te anticiperen, stelt Buber. De ontmoeting overkomt je. Het is een krachtig moment, een moment dat – als een blikseminslag – inbreuk maakt op onze alledaagse verwachtingen en gedragingen.
Zo beschrijft Buber dus bijvoorbeeld over de ontmoeting met een boom.
Ha! Ik weet nog goed hoe bespottelijk ik dat vond als 19-jarige student Wijsbegeerte! Ik moest denken aan een spotrijm naar aanleiding van het boek Wie is van hout, waarin de Nederlandse psychiater Jan Foudraine pleit voor een humanere omgang met psychiatrische patiënten: huilend liep hij door het woud hier was iedereen van hout.
Die avond keek ik door het raam van mijn slaapkamer in mijn ouderlijk huis dat grensde aan het Amsterdamse Sarphatipark.
Voor het eerst in 19 jaar vielen mij de prachtige kastanjebomen op die al die jaren ongemerkt een essentieel onderdeel waren geweest van mijn ‘thuis’ gevoel. En opeens viel het kwartje.
Bijna dertig jaar geleden was het liefde op het eerste gezicht tussen mij en de Graaf Florisstraat. Ik weet nog goed dat ik, hartje zomer, de straat in fietste en verwelkomd werd door een erehaag van Platanen.
Zouden deze Platanen mij hetzelfde thuisgevoel geven als de Kastanjebomen uit mijn jeugd? Het antwoord was driewerf ja.
Het was genieten om op de brede stoep te zitten met opgroeiende kinderen onder de groene bladerkronen. Maar de relatie verdiepte zich pas echt toen we aan de voorkant gingen slapen en ik op ooghoogte kwam met de machtige boomkruinen van de Platanen. Ieder seizoen was een feest voor de zintuigen.
In de winter vormden de kale takken een prachtige sjablonen waar ik uren naar kon kijken, hoe mooi ook als deze takken bedekt werden met sneeuw en de haikudichter in mij wakker werd wakker gekust:
De tak, Besneeuwd voor het raam, Een winterse groet
Het tere groen in de lente en het geluid van fluitende vogels in de vroege ochtend. Het bladerdek in de zomer als een levende parasol verkoeling gevend in (soms ondragelijke) hete nachten, of als levende paraplu’s tijdens regenachtige herfstavonden.
En dan te bedenken dat Platanen van de Graaf Florisstraat er al een eeuw lang staan. Hun verre buur aan de Wester Singel was immuun voor de vlammen toen de stad daar- 14 mei 1940 -platbrandde.
De Platanen in de Graaf Florisstraat waren de stille getuigen van hoe de joodse bewoners van deze straat werden afgevoerd om vermoord te worden in het Oosten. De Stolpersteine in deze straat herinneren ons eraan wie ze waren en waar ze woonden.
Nu 100 jaar later zijn onlangs rond de stammen van de Platanen tuintjes aangelegd en bankjes geplaatst. We kunnen de oude reuzen niet vragen wat zij hiervan vinden, maar tja een goede boom behoeft geen franje. Al helemaal niet als je bedenkt dat in de Griekse mythologie de Plataan gewijd is aan Artemis, godin van de wilde natuur en de jacht, en de Griekse dichter Theokritos in zijn bruiloftslied voor Helena de Plataan vermeld gewijd aan de mooiste vrouw op aarde.
‘ik bekijk een boom’….is het toeval dat Bubers hoofdwerk Ich und Du net als de Graaf Florisstraat 100 jaar oud is? Buber ontwikkelde zijn dialoogfilosofie om ons bewust te maken van de realiteit van de menselijke ontmoeting. Hij deed dat in een woelige tijd: het interbellum van de vorige eeuw met de onvoorstelbare verschrikkingen van de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog nog vers in het geheugen.
Ongeveer halverwege de 19e eeuw benoemde Rotterdam zijn eerste ‘stadsarchitect’: Willem Nicolaas Rose. Hij had vele taken, waarvan de belangrijkste waren het verbeteren van de waterhuishouding in het gebied en het maken van uitbreidingsplannen voor de uit haar voegen barstende stad.
Het singelplan van W.N. Rose
Om het probleem van de waterhuishouding aan te pakken ontwierp hij het zogenaamde singelplan: een stelsel van brede waterlopen in het buitengebied rondom de stad. Hiermee verbeterde hij de ontwatering van de Rotterdamse polders en door ze vorm te geven als parkachtige zones schiep hij fraaie stroken waaraan het goed wonen was voor de wat meer welgestelde Rotterdammers. De ongeveer noord-zuid gesitueerde singel aan de westkant die wij kennen als de Westersingel vormde de grens met de aansluitende gemeente Delfshaven.
Voor het gebied tussen de toenmalige westkant van de stad, de Coolvest (later Coolsingel) en de Schiedamsedijk maakte Rose een uitbreidingsplan in de Coolpolder, voor het zogenaamde lanengebied. Dit gebied was al min of meer in gebruik genomen voor allerlei dingen, van moestuintjes en blekerijen tot buitenhuizen.
onteigeningen 1e Coolpolderplan (links)
Er bestonden ook al enkele ongeveer oost-west lopende wegen, zoals bijvoorbeeld de (Nieuwe) Binnenweg, de (latere) West-Kruiskade en een polderweggetje dat verderop het Beukelsdijkje heette. Rose voegde daar een aantal oost-west lopende brede straten aan toe waarvoor nogal wat onteigend moest worden: de Aert van Nesstraat, de Van Oldenbarneveltstraat, de Witte de Withstraat en de Kortenaerstraat, met haaks daarop een aantal smallere straten die pasten in de slotenstructuur van de polder. Dit gebied groeide al snel vol. (3)
Door ruimtegebrek kon Rotterdam geen kant meer uit. De stad groeide in een hoog tempo, vooral sinds het gereedkomen van de Nieuwe Waterweg. Delfshaven speelde op de woningbehoefte in door direct achter de Westersingel woningen te laten bouwen in eindeloos lange straten op te smalle polderkavels wat we nu kennen als het Oude Westen. Een behoorlijk ruimtelijk uitbreidingsplan ontbrak.
1e Coolpolderplan volgebouwd
Het plan
1e opzet Heemraadssingel – G.J. de Jongh.
Toen Rotterdam in 1886 Delfshaven geannexeerd had kon er weer een goed uitbreidingsplan gemaakt worden. De toenmalige stadsarchitect (toen directeur Gemeentewerken genoemd) Gerrit Jan de Jongh maakte een plan dat vergelijkbaar was met dat van Rose: brede noord-zuid lopende straten zoals de Henegouwerlaan/’s-Gravendijkwal, Claes de Vrieselaan en de Heemraadssingel (mede voor de waterhuishouding), met haaks daarop de Middellandstraat en de Mathenesserlaan als brede straten en wat smallere als de Schermlaan en de Schietbaanlaan en natuurlijk de al bestaande Binnenweg. Daar weer tussen smallere noord-zuid lopende woonstraten. Middelland werd hierdoor een wijk met plaats voor een doorsnede van de gehele bevolking. Vanaf ongeveer 1900 is dat gebied van zuid naar noord ingevuld met bebouwing.
In 1910 werd Gerrit de Jongh opgevolgd door Abraham Cornelis Burgdorffer. Er was inmiddels discussie ontstaan binnen de gemeente over het noordelijk deel van het gebied. Was die Heemraadssingel niet veel te breed, en was er aan de noordkant van het gebied geen behoefte aan een bredere verkeersstraat naar het westen? Dat was lastig omdat het plan van De Jongh voorzag in het naar het oosten ombuigen van het singelpark dat dan min of meer zou aansluiten aan de oude Rotterdamse Diergaarde.
plan noordelijk deel Middelland – G.J. de Jongh
Burgdorffer maakte een nieuw plan voor het noordelijke deel van zowel het gebied Middelland als het noordelijke deel van het Nieuwe Westen dat een andere gerichtheid had in verband met de aansluiting op de twee bruggen over de Delfshavense Schie. De parkstrook verdween, mede als gevolg van het feit dat er speculatief veel grond was gekocht door particuliere beleggers die daardoor onvoldoende opbrengst zouden krijgen. Ervoor in de plaats kwam een verbrede Beukelsdijk die ook verder naar het westen werd doorgetrokken. Het sportveld op het Henegouwerplein kan gezien worden als een restant van die parkstrook. En vergelijkbaar met de diagonale Burgemeester Meineszlaan in het Nieuwe Westen ontstond de diagonaal verlopende Graaf Florisstraat die toen kon worden volgebouwd.
plan A.C. Burgdorffer
Bouwen, bouwen, bouwen
Dat volbouwen ging met kleine stapjes en duurde 10 jaar. Veel particulieren hadden grond gekocht langs de straat, meestal als belegging en om inkomsten te genereren uit de opbrengsten van verhuur. Vaak waren dat aannemers die soms het ontwerp van de bebouwing zelf maakten. Meestal netjes maar niets bijzonders. Het sloot aan bij waarmee wethouder Arie Heijkoop (ook wel bekend als Arie Beton) in die tijd eens de Heemraadssingel karakteriseerde: “burgermansgepruts”…
In de adresboeken die de gemeente uitgaf in het begin van de vorige eeuw is te zien welke huisnummers bewoond waren en dus gereed waren, en vaak ook welke beroepen de bewoners hadden. De eerstgenoemde huizen zijn de nummers 92 en 94, in 1917. De bouw begon dus een of twee jaar ervoor, aan de kant van de even huisnummers dus.
In 1918 volgden de nummers 22 t/m 32 en 106 t/m 110. Ook wordt op nummer 58 de gymnastiekschool Graaf Florisstraat al vermeld, wat inhoudt dat het scholencomplex op het binnenterrein toen al gereed gekomen was. De beroepen die worden genoemd: een turnmeester, een leraar MO, een fusthandelaar, een kantoorbediende, een koopman, een handelsagent, een bedrijfsleider, een boekhouder, een procuratiehouder, een leraar Franse taal en letterkunde, een dagbladschrijver en een architect.
In 1919 worden geen nieuwe woningen opgeleverd.
In 1920 komen de nummers 100 t/m 104 en 112 t/m 114 klaar. De eerste winkeliers worden nu vermeld: op 22a de kruidenier Winters & Co, en op 24b A. Rebers, in zuivelartikelen. Als beroepen komen erbij een ambtenaar, een inspecteur der scheepsbouw, een directeur land- en tuinbouwmaatschappij, een pensionhoudster, een automobielexpert met chauffeursschool op 112b en een handel in werktuigen en gereedschappen op 114a.
In 1921 begint nu ook de bouw van de oneven kant. De nummers 7 t/m 19, 63 t/m 67 en 97 t/m 101 komen dan gereed, aan de even kant de nummers 34 t/m 40, 68 t/m 78 en 96 t/m 98. Er vestigt zich op nummer 97a de timmerman en bouwbedrijf Grinwis & Co, en op 99b Transport Industria, garage. Verder komen er weer veel witte-boorden-beroepen bij, zoals kantoorbediende, koopman, accountant en dergelijke, wat ook in de jaren daarna het beeld van de straat zal blijven bepalen – tot op de dag van vandaag.
In 1922 volgen aan de oneven kant nummer 5, de nummers 35 t/m 39, 69 t/m 71 en 91 t/m 95; aan de even kant de nummers 42 t/m 50, 64 t/m 66, nummer 82 en de nummers 116 t/m 124.
In 1923 loopt de oneven kant van nr. 3 t/m 19, dan van 35 t/m 39, vervolgens van 63 t/m 101; de even kant begint met 10 t/m 16, dan 22 t/m 78 en ten slotte 92 t/m 124.
Aan de oneven kant volgen in 1924 de nummers 103 t/m 113; op het laatste nummer woont de architect W.Th.H. Ten Bosch met zijn Instituut voor technisch onderwijs “Ten Bosch”. Aan de even kant is nu nr. 2 t/m 16 gereed, met op nr. 2 de kleermaker Kila en op nr. 16 de ‘vleeschhouwer en spekslager’ M. de Leeuw. Vanaf nr. 60 tot de hoek (nr. 78) is nu ook klaar en ook het hele stuk vanaf nr. 88 tot aan de Heemraadsingel. Op nr. 88a zit de slijterij en wijnhandel Van Veen.
1925 is een bijzonder jaar: daarin wordt voor het eerst de Huishoudschool op nr. 45 t/m 61 vermeld, het enige niet-woonhuis in de gevelwanden van de Graaf Florisstraat. Ook komen dat de nummers 41 en 43 gereed. Ook nr. 80 wordt voor het eerst genoemd; de even kant was in 1924 al klaar maar nu dus ook geheel bewoond.
1925 – de straat bijna klaar
In 1926 verschijnen de nummers 17 t/m 33, en ten slotte in 1927 de nummers 23 t/m 25, waarmee dan ook de oneven kant volledig in gebruik is. Eindelijk ziet de straat er niet meer uit als een afgebrokkeld gebit vol gaten…
Aanpassingen
Aan de inrichting van de straat is in de ongeveer 100 jaar van haar bestaan van alles gewijzigd. De stabiele factor wordt gevormd door de platanen die zijn neergezet rond 1925 en dus ook bijna 100 jaar oud zijn. Zo is de aansluiting met de Heemraadssingel die voor een klein deel tweerichtingsverkeer had ongeveer 30 jaar geleden veranderd waardoor het als afsteekroute richting het centraal station voor auto’s is afgesloten. De straat is er veel rustiger door geworden waardoor de fietsers op de rijbaan konden blijven rijden en de fijne brede trottoirs gehandhaafd konden worden en er plek overbleef voor geveltuintjes. Bij de aansluiting op het Henegouwerplein met de Beukelsdijk die aanvankelijk een scherpe hoek vertoonde met daardoor slecht zicht op het verkeer van links is een bocht gemaakt zodat de aansluiting nu haaks op de Beukelsdijk staat. Fietsers richting het station vinden dat vaak te lastig en rijden gewoon rechtdoor over het trottoir…
oude aansluiting Beukelsdijk
Een andere verandering was de invoering van het haaks parkeren aan de zuidkant. Bij die gelegenheid is de rijbaan flink versmald en voorzien van klinkerbestrating en drempels. Gelukkig maar, want ik herinner me nog heel goed hoe auto’s op die brede en rechte asfaltvlakte regelmatig en met succes 100 km per uur haalden. Trouwens: er is ook een plan geweest voor een tramlijn door de straat om de smalle Westkruiskade te ontlasten: dat is gelukkig niet doorgegaan.
de asfaltvlakte
Ook in de aard van de bewoning is in de loop van de eeuw wel wat veranderd. Alle woningen in de straat zijn relatief ruim. In de crisistijd van de jaren ’30 zijn er heel wat mensen kamers gaan verhuren als bron van inkomsten. Veelal vrouwen, misschien ook weduwen, maakten daar hun beroep van. Ook in onze tijd zie je iets dergelijks weer: diverse huizen zijn omgebouwd tot kleine appartementen. Ook zijn alle winkels verdwenen en woningen geworden – behalve natuurlijk ons onvolprezen hoekpandje… Ook waren er verschillende huizen in gebruik als kantoor- of praktijkruimte; die worden allemaal weer bewoond, dikwijls door jonge gezinnen met kinderen die je vaak plezier ziet hebben op onze brede trottoirs.
Gezien het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de straat ongeveer 100 jaar geleden klaar was, in ieder geval wat de planvorming betreft. Tijd dus voor een feestje!
100 jaar, zo lang bestaat de Graaf Florisstraat dus inmiddels. De bouw, in het begin van de 20e eeuw, nam minstens tien jaar in beslag. Jaren waarin de straat eruit zag als een afgebrokkeld gebit, vol gaten, zoals Frans Hooykaas het noemt in zijn artikel over het ontstaan van de straat. Maar toen waren alle huizen klaar en sloten de gevels netjes aan, opgetrokken in blokken van vijf. Op de brede stoepen wierpen de nog piepjonge plataantjes, staande in hun gietijzeren beschermers, hun iele schaduwtjes over de glimmende straatstenen.
Voor de straat zelf begon het bestaan toen pas echt. Maar wat is dat eigenlijk, bestaan als straat? Wat is een straat meer dan twee parallelle rijen huizen met daartussenin een dikke streep tegels waarover voetgangers, auto’s en ander verkeer zich kan verplaatsen?
Voor het antwoord op die vraag, kijken we naar de bewoners. Zij bepalen de sfeer, het leven, en maken met hun persoonlijke geschiedenis en onderlinge verbindingen het grotere verhaal. Wat voor soort bewoners kwamen er op de Graaf Florisstraat af? En wat is de invloed van de wijk en stad waarin de straat gelegen is?
Geen knusse Volmarijn
De Graaf Florisstraat is geen smal straatje, zoals bijvoorbeeld de knusse Volmarijn waar je als je de deur uitstapt direct bij je overburen binnen staat. We zijn ook weer niet zo breed als de Bergsingel waar een dik groen middenplatsoen je overburen permanent onbereikbaar maakt. Noch zijn we zo kort als de Drievriendendwarsstraat waarvan je de huizen op de vingers van twee handen kunt tellen of een ellenlange boulevard als de Mathenesserlaan waar het aantal straatgenoten echt niet te overzien is.
Nee, de Graaf Florisstraat zit er mooi tussenin. Zo’n 245 huishoudens en ergens tussen de 500 en 600 inwoners. Behapbaar. Enigszins anoniem maar als je er een tijdje woont ga je toch echt de gezichten van je buren herkennen. Daar komen de brede stoepen bij, die uitnodigen tot flaneren, ontmoeten en buitenspelen. Het feit dat de straat geen doorgaande verkeersroute (meer) is, brengt rust en veiligheid, een belangrijke voorwaarde voor een goed gesprek met een buurman.
De meeste woningen waren bij oplevering al relatief ruim, geschikt voor gezinnen. Al waren bij de oplevering ook diverse panden in kleinere appartementen gesplitst, geschikt voor de verhuur.
Adresboeken
De adresboeken uit de begintijd, tussen 1924 en 1930 vermelden de beroepen van de eerste generatie bewoners. Zo vinden we advocaten, leraren, koopmannen, musici, makelaars, inspecteurs, kantoorbedienden, architecten. Een gevarieerde populatie, veelal beroepen in de hoek van de kleine burgerij, witte-boorden beroepen, zoals Frans Hooykaas het benoemt in zijn artikel.
Uit de dertiger en veertiger jaren hebben we een heel aantal ooggetuigenverslagen, in de afgelopen jaren opgetekend door Jeroen van der Beek en allemaal te vinden in de online TeleGraafFloris archieven onder de tags VanOuds en Geschiedenis. Daar rijst een beeld op van de toenmalige bewoners en de straatgemeenschap. De gezinnen waren groot. Herman Willemsen woonde in 1938 met 8 broers en zussen op nummer 87, de familie Dekker woonden met 9 personen op de bovenste verdieping van 29a. Er waren veel onderlinge connecties in de straat en buurt, vaak familiair. Men verhuisde in die tijd niet zo snel weg van de geboorteplaats en mensen woonden op loopafstand van hun ouders, boers en zussen, ooms en tantes. Voor je boodschappen hoefde je in die tijd de straat niet uit. Er waren diverse winkels voor je natje en je droogje – tot 1983 waren het er minstens 13. Men kende de middenstanders persoonlijk en de meesten kwamen ook nog eens langs de deur: de bakker, de melkboer, de kippenboer, de schillenboer en de voddenman, aldus Mattie Wiggers van nummer 83.
Kattenkwaad en verliefdheden
De kinderen speelden veel buiten en zwierven door de wijk, de stad en zelfs daar buiten, zoals we lezen in het interview met oud-bewoner Arthur Trijbits. Arthur’s zus Mimi was een schoolliefde van Bill Minco van 78a en behalve Mimi zat Bill ook achter Maddie Bodenheimer aan van nummer 104a. In zijn boek “Koude Voeten” lezen we in een af scheidsbriefje dat hij “haar borstjes wilde beroeren met zijn vingertoppen” toen ze samen achter het gordijn zaten tijdens een bezoek van hun ouders.
Er woonden relatief veel Joden in dit gedeelte van de stad. Van Anneke Tels, oud-bewoner van nummer 89, horen we dat er bij hen wel een besef was van Joods zijn, maar meer niet. Anderen waren vromer, zoals we af kunnen leiden uit de memoires van Johanna Peetoom-Smouter, dochter van de voormalige kruidenier Smouter op nummer 23. Als kind moest zij in de dertiger jaren op sabbat het licht aan doen bij de familie Cohen, iets verderop in de straat.
Na de oorlog waren de Joden goeddeels verdwenen, gedeporteerd, zie het artikel op pagina 4 en 5. Diegene die de kampen overleefd hadden, zoal s Anneke Tels en Bill Minco, wilden hier niet meer wonen en hebben elders in Nederland een bestaan opgebouwd.
Piskijker en Zeiksnor
Piskijker Pieter van Bijsterveld
In 1950 overleed de toen landelijk bekende Pieter van Bijsterveld die tien jaar eerder met zijn Instituut voor bloed– en urine-onderzoek intrek in de Graaf Florisstraat had genomen. Een bewoner uit die tijd herinnert zich deze “piskijker” en wonderdokter:
“… het was een zwaar gebouwde man, met een enorme geelachtige knevel; volgens mijn vriendjes was die gele kleur te danken aan het feit dat hij altijd met zijn neus boven de pisfles hing. In de ochtenduren, als ik naar school moest, stond er altijd een rij patiënten voor zijn deur te wachten […] Bij de boom voor het huis lag dan meestal een hoeveelheid weggeworpen lege pisflesjes.”
Dolle Koe
Ook over de periode na de oorlog valt veel te lezen op de website van de straat. Een andere bron van informatie vormen de online stadsarchieven en het nationale krantenarchief dat via de website Delpher.nl ontsloten is. Tussen het vele huis-, tuin- en keukennieuws door, lezen we over de verkeersongelukken die steeds vaker plaatsvinden in de straat. Er rijden nog steeds paard en wagens door de straat maar het autoverkeer neemt toe, in snelheid en aantal.
Op 17 maart 1959 vermelden veel landelijke kranten het verhaal over een dolle koe die na vele kilometers door Rotterdam-West te hebben “geholderbolderd” uiteindelijk in de tuin van de Huishoudschool overmeesterd kon worden.
Verkeersdrukte
Henny van Bokhoven, van nummer 108A, heeft haar hele leven in de straat gewoond en herinnert zich de jaren 70 nog goed. “Er waren in die tijd ook veel gezinnen met kinderen en er was onderling veel contact. Mijn zus woonde met haar gezin toen naast mij. Via vriendjes van de kinderen kwam je met veel mensen in aanraking.” Het werd toen erg druk in de straat. Er was veel doorgaand verkeer en er ging ook een bus doorheen. De stoepen waren wel breder maar de parkeerhavens waren er nog niet. Uiteindelijk is er door de straat actie gevoerd tegen het doorgaande verkeer. Eind jaren 70 is de doorgang vanaf de Heemraadssingel toen afgesloten. “Graaf Florisstraat minder druk”, kopt het Vrije Volk in mei 1978.
Malaise
Begin jaren tachtig ging de straat achteruit en trad een periode van malaise in. De massale toeloop van buitenlanders veroorzaakte veel verwarring, vertelde Maddie Wiggers van nummer 81. De Hollandse winkels verdwenen en met hen ook veel autochtone bewoners. Slecht onderhouden huizen werden gerenoveerd maar de straten met de betere huizen, zoals de Graaf Florisstraat, werden aan hun lot overgelaten. Er verschijnt een bordeel op nummer 90a (“Relax massage en SM worstelen”) en er is veel geklaag over de hotels en pensions en hun klandizie. “Perron Nul was open, junks liepen met hun spuiten ook hier de straat in. Die lagen voor het oprapen op de stoep”, horen we van Els de Jong van nummer 30b.
Graaf Florisstraat ter hoogte van tweede kruising met de Beatrijsstraat – 1986
Het artikel van Jeroen van der Beek geeft een goed beeld van dit recent stuk geschiedenis waarin drugs, sex, mensenhandel en een ontvoering een hoofdrol spelen, een tijd waarin de sociale cohesie in de straat en wijk achteruit ging.
Een nieuw millennium
In de jaren nul van deze eeuw zet er een verbetering in. Perron Nul was gesloten en de gemeente maakte meer werk van handhaving. De straat is vergrijsd maar enkele jonge gezinnen slaan de handen ineen om leuke dingen te organiseren en de leefbaarheid te vergroten. De leegstaande winkelpanden bieden ruimte ruimte aan kunstenaars zoals Mike Leach op 22a en op 88a Diederik Corvers. “Langzaam aan zag je vanaf toen architecten, kunstenaars en jonge ondernemers de straat binnenkomen”, zegt Els de Jong van nummer 30. Natuurlijk werden die ook aangetrokken door de van oorsprong mooie ruime huizen en de ruimtelijke opzet van de straat en zo krijgt Henny van Bokhoven gelijk als ze zegt: “De Graaf Florisstraat is er weer bovenop gekomen, omdat het van oudsher een standstraat is met veel koopwoningen.”
Nieuwe Buren rubriek
De Nieuwe Buren rubriek – een vast item in de TeleGraafFloris – geeft een chronologisch beeld van het type bewoner dat zich hier vestigt vanaf 2006. Veelal jonge stellen. De straat wordt heel vruchtbaar, zoals de verloskundige in 2007 opmerkt wanneer we zelf in verwachting zijn van onze eerste dochter.
De nieuwe bewoners zijn gecharmeerd van de ruime en fraai gedecoreerde woningen, de brede stoep, de bereikbaarheid en voorzieningen in de buurt. Gevels worden opgeknapt, er wordt volop verbouwd en er verschijnen steeds meer geveltuinen en bakfietsen.
In de jaren tien zet de gentrificatie hard door. Op steenworp afstand gelegen van het inmiddels hippe Rotterdam centrum en met allerlei trendy horeca op loopafstand, stijgen de huizenprijzen hier nog harder dan in de rest van stad. De nieuwe buren die we verwelkomen zijn niet meer de piepjonge starters maar vaker mid-career tweeverdieners veelal werkzaam in corporate Nederland en sinds de corona epidemie werkt men grotendeels thuis. De wegvertrekkers zijn vaak wat oudere straatgenoten, die elders in Nederland of buitenland meer woning, rust en groen kunnen krijgen voor hun geld. Zo blijft de samenstelling en dynamiek van de straat veranderen.
Toekomst
De toekomst voorspellen is uiteraard een hachelijke zaak. Dat de Graaf Florisstraat vooralsnog populair blijft, lijkt wel zeker. Kijkend naar de huidige trend lijkt het reëel dat de hoge huizenprijzen tot een zekere vergrijzing en een meer homogene bewonerssamenstelling zullen leiden. Verdere elektrificatie van het wagenpark zal het straatbeeld veranderen. Een succesvolle uitrol van autodeel projecten als Middelland DEELT zou de weg vrij kunnen maken voor meer groen, een straat met minder parkeerplekken en een grotere waterbergingscapaciteit.
Stad en straat blijven veranderen. Nieuwe buren zullen komen en oude zullen gaan.
Er hadden zich heel wat griezels verzameld op 31 oktober in het hoekpandje!
Van alles liep er rond: vampiers, dracula’s, allerhande spookjes en andere bloederige figuren. Naast het griezelige, hadden zij nog een ding gemeen: allen hielden van bloederige pizza! Dit keer niet zelf gemaakt, maar van La Pizza Noord, maar dat leek geen probleem te zijn voor deze kleine chefjes 😉.
De straat was, zoals al jaren, omgetoverd tot een van de engste straten van de stad. De kleine griezels werden in allerlei huizen binnengevraagd om daar (onaangenaam) verrast te worden door grote griezels, met als beloning een volle emmer snoep aan het einde van de rondgang. Wat een feest!
Halloween, 2024
Volgend jaar vieren we dit spektakel natuurlijk wederom, alleen nu op zaterdag 26 oktober 2024. Voorafgaand aan de rondgang, zullen we in het hoekpandje met elkaar bloederige gerechtjes maken en er zal ook een borrel zijn voor ouders en andere volwassenen uit de straat. We hopen, door het te plannen in het weekend, dat er nog meer animo zal zijn om huizen om te toveren zodat de Graaf Florisstraat de engste straat van Rotterdam zal zijn.
De volgende keer Koken à la Flo
De volgende Koken à la Flo staat gepland op 19 november en zal in het teken staan van de Sinterklaas: een sessie met veel lekkers dus! De mail met aankondiging voor inschrijving volgt t.z.t. We kijken uit naar wederom een volle, gezellige en diverse keuken.!
We vieren dit jaar het eeuwfeest van de straat. En in 2020, nét voor corona vierden we het 25-jarig jubileum van de straatvereniging. Hoe is de vereniging ontstaan, wie waren daarbij betrokken? Hoe is het de vereniging sindsdien vergaan? Twee van de initiatiefnemers van het eerste uur wonen hier nog altijd: Claas Westerhof en Gies van de Kamp. Nina gaat bij ze op bezoek, duikt het verenigingsarchief in en reconstrueert het verhaal van de Vereniging Ter Bevordering.
Het was begin jaren negentig. Perron 0 en de G.J. de Jonghweg waren nog open. Er liepen junks en onduidelijke types in de Graaf Florisstraat en omliggende straten. “Het was nog niet het gewilde wijkje wat we nu zijn,” zegt Gies. Gies en Sjoerd waren in 1988 in de Graaf Florisstraat komen wonen, Claas en Marieke in 1992. In de straat wonen dan voornamelijk oudere mensen, maar er komen in die tijd een paar jonge stellen wonen, die ongeveer tegelijkertijd kinderen kregen. “Van zwangerschapszwemmen in Oostervant had ik contacten overgehouden,” blikt Gies terug. Die ouders met jonge kinderen wilden samen wat doen, wat ondernemen.
Ja joh! Die hoekpanden raakten ze aan de straatstenen niet kwijt!
Een kans deed zich voor toen de beheerder van de coffeeshop op #88 de huur opzegde. “Jarenlang had de woningbouwvereniging gepoogd die man daar weg te krijgen, maar hij wilde van geen wijken weten,” weet Claas. De panden in de Witte van Haemstedestraat werden intussen opgeknapt. Toen de renovatie klaar was ging de huurder er toch uit. Het hoekpandje was een rotte kies in een opgeknapt gebit. Die jonge ouders dachten toen: leuk om dat samen te beheren, samen dingen te organiseren. Samen stapten ze op Woonstad af met een voorstel.
En vond de woningbouwvereniging het goed dat jullie daar als buurtbewoners wat gingen doen? “Ja joh! Die hoekpanden raakten ze aan de straatstenen niet kwijt!” roept Gies uit. De hoekpandjes waren ervoor allemaal winkeltjes geweest. Veel waren in slechte staat. Zeker in een woonstraat als de Graaf Florisstraat kon de woningbouwvereniging daar niets mee. Ze waren bij Woonstad maar wat blij dat er een voorstel kwam van bewoners, waarmee er wat leven in de brouwerij kwam.
Aan de bak in ouwe zooi
En zo is de buurt zo goedkoop aan het pandje gekomen: er werd een lage huur gevraagd, met de toezegging dat de bewoners het zelf zouden opknappen. Die jonge stellen hadden met elkaar de nodige kennis en kunde in huis. En de wil om er iets van te maken.
En dat was geen overbodige luxe. Wat ze er aantroffen? Gies: “Het was echt een onooglijk pand. Met tapijt op de muur. Doorrookt. Alles kapot, viezig. In vreemde kleuren. Zwart, rood, groen, geel en posters van Bob Marley.” En Claas herinnert zich dat het er vol hing met tuinslangen als elektriciteitskabels. Echt een gevaarlijke toestand. Ze hebben er maanden met z’n allen aan geklust, in een aantal klusweekenden, voordat ze de eerste activiteiten konden organiseren.
Vóór de coffeeshop had er een groenteboer in gezeten, die daar ook woonde met het gezin, in het achterhuis en op de vliering van de winkel – kun je je toch niet meer voorstellen! De keuken was heel klein, alleen het achterste gedeelte. “Met een geiser en granieten aanrecht tot aan je knieën,” beeldt Gies uit. Het muurtje van de keuken wordt uitgebroken en is daarmee in grootte verdubbeld; de markering van waar eens een muur stond is nu nog steeds duidelijk zichtbaar. Het stro en stuc wordt van het plafond in de keuken gesloopt, er worden gipsplaten op gezet. Er werd een doorgeefluik gemaakt vanuit de keuken naar de bar. Een bevriende werktuigbouwkundige soldeert het zink van de bar. Achter de bar wordt een vloertje gemaakt, zodat je daar kon staan – het was oorspronkelijk veel lager. Gies: “De keuken werd functioneel gemaakt met een gasfornuis van een overleden tante. De inrichting – stoelen, tafels, servies – is allemaal uit overtollige boedels gekomen. En de vliering werd provisorisch behangen met pakpapier om gaten en leidingen aan het zicht te onttrekken.”
Claas dist nog een met smaak het volgende verhaal op. Na een paar maanden moesten ze een mannetje laten komen omdat het riool verstopt zat. “Hij zet er zo’n hoge drukspuit op, en … wham! Kwam de hele lading terug!” Wat bleek? De wc was helemaal niet op het riool aangesloten. Een verlengde buis liep gewoon het zand in. Jarenlang was dat kennelijk goed gegaan, maar op een gegeven moment raakt dat toch vol. In die tijd is het pandje dus pas aangesloten op het riool (!).
Gezamenlijke activiteiten
Oorspronkelijk waren het zes stellen en een vriend van een van hen die begonnen aan dit avontuur. Tamar & Rob, Pieternel & Jan, Claas & Marieke, Steven en Marylène, Wim & Jet, Sjoerd & Gies. Vriend Erwin woonde ergens anders, maar hij is het die het restaurant-gebeuren heeft opgezet. Hij had dit concept overgenomen uit Amsterdam, waar zoiets al bestond.
In de archieven van de vereniging vinden we de eerste notities daterend van 7 augustus 1994. De bewoners buigen zich dan over de vraag of het initiatief een vereniging of een stichting moet worden. Ook is er melding dat ze het pandje willen bestemmen voor “collectieve activiteiten, zoveel mogelijk met een meerwaarde voor de straat, b.v.: leestafel, espresso, zondagochtendconcert, lezing, presentatie, vergadering, verjaardagsfeest, kinderpoppenkast, expositie, af en toe een gezamenlijke maaltijd en een bierbrouwerij in de kelder.”
Ze kwamen erachter dat een vereniging het meest passend zou zijn. Het was Claas die de naam bedacht. “Het moest iets positiefs zijn en niet teveel vastleggen. Zo kwam ik op de naam ‘Ter Bevordering’.” Toen Gies de vereniging onder deze naam wilde inschrijven bij de Kamer van Koophandel, vond de dienstdoende beambte dat die naam niet kon. ‘Ter bevordering van wat dan?’, wilde hij weten. “Bevorderen in het algemeen, antwoordden wij. Maar dat vond hij niet specifiek genoeg. Wij vonden dat leuker en beter, dat het nog een beetje open bleef. Na een kwartier heen en weer gepraat zei die man: ‘Weet je wat, ik schrijf het nu zo in, en dan komt u maar terug als u het precies weet. De naam kan altijd nog aangepast worden.’ Maar natuurlijk zijn wij nooit teruggekomen!”, schatert Gies. Op 14 februari 1995 was de vereniging een feit. Gies en Claas vormen samen met Margreet (ook nog altijd woonachtig in de straat) en Erwin het eerste bestuur.
Hapsolon en Linke Soep
Claas is ook de bedenker van de namen van twee andere initiatieven: ‘Hapsalon’ (“gewoon een simpele hap”) en ‘Linke Soep’ (“die naam kwam gewoon bij me op”). Het begon met Hapsalon. Elke vrijdagavond werd er gekookt. Hier moest je voor intekenen. Er werd dan een simpele maaltijd geserveerd, zoals een stamppot. En je ging dan met z’n allen tegelijk aan tafel. Veel van de jonge gezinnen deden hier aan mee. “Handig hoor. Je kwam met je kinderen, je hoefde dan niet te koken. Tenzij je natuurlijk zelf de kookbeurt had.”
Later dat jaar, op 23 september 1995 volgens de notulen, volgt een nieuw initiatief. Linke Soep heet het. Van een eenmalig iets groeide het uit tot een restaurant dat elk weekend open was. Elke zaterdag en zondag werden er twee 3-gangen maaltijden gekookt en geserveerd op #88a. Je hoefde hier niet voor te reserveren, je kon aan komen waaien en kijken of er een tafeltje vrij was. Er was plek voor ongeveer 20 personen. Je kon per gang kiezen uit twee gerechten: een vegetarische variant en een niet-vegetarische. Claas: “We maakten schema’s om het te bestieren: twee koks en twee mensen in de bediening. Het was een vrijwilligersrestaurant met onbetaalde werkkrachten.” De gasten betaalden voor het eten en het drinken. Van de opbrengst van het restaurant werd het eten betaald en een deel van de huur van het pandje. “Dat kon toen allemaal nog.” Althans, dat dachten de initiatiefnemers. “We hadden er een vereniging van gemaakt, omdat we dachten ‘dan hoef je geen vergunning te hebben’. Maar later bleek dat dus toch anders te zitten.” Zo meer daarover.
Bij Linke Soep kwamen mensen uit de straat, maar ook breder uit de buurt. Er waren meerdere hobbykoks – eentje zelfs uit Utrecht – die het leuk vonden om af en toe te koken. Ook Claas stond regelmatig in de keuken, en zijn Marieke dan in de bediening. “Het is grappig hoe de setting bepaalt hoe mensen zich gedragen,” overdenkt Claas. Als ze in het pandje zelf iets organiseerden, waren de mensen heel zelfredzaam. Maar zaten ze daar te eten bij Linke Soep, dan gedroegen ze zich ook alsof ze in een restaurant zaten. “Liet iemand een vork vallen, dan was het van: ‘Mijn vork is gevallen, kun je even een nieuwe aangeven?’ Terwijl ze precies wisten waar het bestek lag. Interessant hoe de setting bepaalt hoe je je gaat gedragen.” Ik herken het. Toen we in 2021 in de lockdown zaten en een tijdelijk Graaf Florisschooltje hadden ingericht in het hoekpandje, werden de dienstdoende ouders niet meer bij hun voornaam aangesproken maar door de kinderen op slag ‘juf’ of ‘meester’ genoemd. De setting bepaalt het gedrag.
Obligaties
Claas stond regelmatig in de keuken. Hij vond het leuk en leerzaam. Ten eerste heb je relatief veel minder nodig als je voor 20 mensen kookt, dan als je voor 4 kookt. En ten tweede: het duurt allemaal veel langer om voor zoveel mensen te koken. Voordat zo’n grote een pan water aan de kook is, voordat die berg aardappelen geschild zijn…
Daar heeft Gies nog wel een goed verhaal over. Op één van de avonden waren Steven en Claas de stamppot voor de Hapsalon aan het voorbereiden. Ze zaten de aardappelen te schillen. Tjonge, wat een berg was het; er leek geen eind aan te komen. Tot op een gegeven moment een van de twee het door begon te krijgen. “Zeg, wij zijn toch allebei ingenieur…? Hoe kan het dan zijn dat we deze fout hebben gemaakt?!” Het bleek dat ze zich een factor 10 hadden vergist in de benodigde hoeveelheid aardappelen! Uit de vergaderverslagen van het eerste jaar maken we op dat het financieel nog niet lekker liep. De verbouwing had veel gekost (opbouw bar, keuken, aanleg toilet, verwarming en vervanging van een ruit die – helaas helaas – net was gesneuveld voordat de verzekering was afgesloten) en liep nog altijd door: elke woensdag avond was er klusavond. Besloten werd extra leden te werven. Aan het eind van het jaar waren er 50 betalende leden. Claas: “De ouderen in de straat waren wel uitgenodigd, maar hielden zich afzijdig van onze initiatieven. Het was toch vooral de jonge garde die erop afkwam.” Ook werden obligaties uitgegeven voor 100 gulden per stuk (nu zouden we dat ‘crowdfunding’ noemen), om investeringen te kunnen doen voor de verbouwing. In de stukken van de vereniging kom ik nog een paar van die obligaties tegen.
Obligaties
Gies geeft aan dat haar Sjoerd een grootaandeelhouder was van de obligaties. “Ik geloof dat die obligaties nooit uitgekeerd zijn,” denkt Claas. “Eens in de zoveel tijd begon Sjoerd erover. Hij kreeg dan een wijntje om hem koest te houden, dan was het onderwerp weer van tafel.” Nee, die obligaties zijn inderdaad nooit uitgekeerd, weet Gies. Maar de liefde voor het initiatief was belangrijker dan het geld.
Bier brouwen
In 1997 kwam er op donderdagen een borrelavond bij. “Op een van die borrelavonden,” vertelt Claas, “kwam iemand binnen en ging aan de bar ging zitten. Hij informeerde naar de wiet. Toen hij erachter kwam dat het geen coffeeshop meer was, is hij weer afgedropen.”
In de kelder van het hoekpandje brouwde Gert-Jan van de Ven, een vriend van Claas, bier. Gewoon voor de lol. Wel vier verschillende soorten werden er gebrouwen! Dat bier werd ook verkocht in het vrijwilligersrestaurant.
Een ander initiatief dat indruk heeft gemaakt op Gies was een stenentijdperk-diner, ‘Jurrasic Prak’ genaamd, geïnspireerd op Spielbergs film uit die jaren. Dat maakte de creativiteit goed los. Als hoofdgerecht kreeg je een homp vlees. “En er waren Surinaamse kwi kwi visjes – die zien er heel prehistorisch uit,” weet Claas nog. Ook was er een gelatine pudding voor dessert. Dat leek volgens Gies op barnsteen met een vlieg erin. “Ja,” zegt Claas, “daarvoor hadden we een rozijn ingesneden en uiteen gerafeld. Daardoor leek het net op een vlieg met gespreide vleugeltjes. Die stopten we in een drilpudding. Het zag er fantastisch uit.”
Ook was er eens voor Halloween een heksendiner. Er was een toetje met amandel onder de welluidende naam: ‘heksenteennagels’. “Niemand hoefde dat!”, grinnikt Claas. “Het klonk gewoon te smerig.” Dat doet me denken aan de ‘afgehakte vingerkoekjes’ die we later met Koken à la Flo wel eens hebben gemaakt voor Halloween. Met aan één uiteinde jam (bloed) waar de vinger was afgehakt, en een amandel als nagel. Jongere kinderen vonden dat realistisch eng, die durfden die koekjes niet te pakken.
In 1997, vermeldt het archief, is er elke laatste woensdagavond van de maand filosofen café, met thema’s als: De plagiaatmaatschappij (de ethiek van de georganiseerde anarchie) en De maatschappij van de gekrenkten (de ondragelijke verdraagzaamheid). Al met al is het een levendige, leerzame en gezellige bedoening.
De gemeente was intussen bezig om Middelland aan te pakken, wilde de buurt opschonen. Er was veel onduidelijke horeca, er werd gedeald. De wijkagent kwam eens langs – mogelijk op instigatie van de horeca uit de omgeving die last hadden van concurrentie in het pandje – in het hoekpandje toen er Hapsalon avond was. Hij informeerde naar hoe het er hier aan toe ging. Volgens hem kon dat zo niet. Claas: “We zijn toen ongeveer een jaar aan het lijntje gehouden. Ons initiatief is zelfs nog in de gemeenteraad besproken.” De uitkomst was: het bestuur moest een vergunning voor horeca bestemming aanvragen of hiermee stoppen. Gies begrijpt het achteraf gezien wel. Je kunt niet aan de ene kant de buurt opschonen, en aan de andere kant het schenken van alcohol gedogen – ook al gebeurt dat door allemaal nette burgers. In het bestuur is er toen over vergaderd. Het aanvragen van een horecavergunning is toen weggestemd. Zo’n vergunning wordt niet afgegeven op de vereniging, maar op het gebouw. “Stel dat Woonstad ons er eens uit zou zetten, dan zat daar wel die vergunning op en zou er andere horeca in kunnen komen. Dat wilden we niet.”
In de nieuwsbrief van maart 1998 valt te lezen (kort samengevat):
Besluit tot sluiting na overleg met de gemeente. Exploitatievergunning is geweigerd, functie past niet binnen bestemmingsplan. Eis van de gemeente: geen alcohol schenken en sluiting om uiterlijk 22.00 uur. Over dit besluit kan uw toegenegen maar moegestreden bestuur alleen maar zeggen: wij zijn geen padvinders. “Tja, toen hadden we er geen zin meer in,” aldus Claas.
Op een laag pitje
Ontwerp van Diederik Corvers
Vanwege de geweigerde exploitatievergunning en een negatief saldo op de bankrekening wordt een medehuurder gezocht. Die wordt gevonden in Diederik Corvers, ontwerper. Hij wordt co-huurder. Voor Diederik wordt op de vliering een douchecabine gebouwd. Diederik haalt op de vliering het provisorische pakpapier weg en knapt de boel er op. Het is ook Diederik die de belettering heeft ontworpen en aangebracht, die tot op de dag van vandaag het bovenraam van de voordeur opvrolijkt. Financieel kwamen ze er niet meer uit, de kinderen werden groter en de activiteiten raakten in de versukkeling. De vereniging gaat in sluimerstand.
Op 4 maart 2000 wordt wel een straatwebsite gelanceerd, als virtuele soos na de sluiting van de verenigingssociëteit. Het is Gies die deze site bouwt.
In het najaar van 2003 komt er een bescheiden herstart van de vereniging; zonder sociëteit in het hoekpandje – het pandje wordt immers nog altijd bewoond – en ook nog zonder contributie. Carine Hooykaas start een fotoproject: ze vraagt bewoners om een voor hen betekenisvol beeld aan te leveren. Zij kiest daaruit een detail dat ze uitvergroot en maakt er een poster van. De bewoner hangt de poster op voor de eigen ramen, waardoor een soort openluchtgalerie ontstaat. Er wordt een paar keer paar jaar vergaderd vanuit een huiskamer, en zo af en toe is een er activiteit: een straatdiner, een straatspeeldag.
Van juni tot en met augustus 2005 wordt de Graaf Florisstraat opgesierd met een groot ‘wandelgedicht’, dat aan de vooravond van Poetry International feestelijk wordt opgeleverd. Het is een initiatief van een aantal straatbewoners. Uit 25 inzendingen hebben zij het gedicht van Maret van Hagen (#33B) geselecteerd, dat vertelt ‘waarom het zo fijn is om in de Graaf Florisstraat thuis te komen’. Eerder werd haar gedicht al bekroond met de SNS Literatuurprijs 2000. Het gedicht is door zo’n veertig bewoners aangebracht op de stoepen aan weerszijden van de straat. We halen er de landelijke dagbladen mee. Ook dit initiatief geeft een ‘boost’ aan de straat en aan de sociale cohesie.
Revival
In oktober 2006 hebben 188 bewoners van de Graaf Florisstraat hun handtekening gezet onder een ‘straatagenda’. Dit grote aantal handtekeningen heeft onze straat 9000 euro straatbudget opgeleverd. In ruil voor dat geld moeten wij als straat samen realiseren: • theaterproductie in open lucht • elk kwartaal nieuwsbrief • site vernieuwen • beplanting van boomspiegels • vuilniszakken in containers • handhaving eenrichtingsverkeer bij Heemraadssingel
In diezelfde periode gaat huurder Diederik verhuizen. Claas licht daarover het dan zittende bestuur in. Het zou een kans kunnen zijn om weer activiteiten te ontplooien in het pandje. En zo geschiedt.
Een tot soap herschreven versie van Shakespeare’s ‘Midzomernachtsdroom’ wordt in juni 2007 opgevoerd in de straat. Elke scène op een andere locatie: in de wachtkamer bij de dokter, in een echtelijke sponde, bij iemand in de woonkamer, een scène in een toilet, en ook een scène in het hoekpandje. Het is een groots spektakel. Het brengt nieuw elan en zal zorgen voor een ongekende oplevering van de vereniging. Vooral ook door de inspanningen van bestuurslid Harold Smits, die deur voor deur de straat doorgaat om mensen te enthousiasmeren (weer) betalend lid te worden van de straatvereniging. Dat lukt in voldoende mate om daaruit de huuropbrengst van het pandje te kunnen bekostigen. De vereniging maakt een doorstart met betalende leden en heeft weer een eigen sociëteit.
Frans Hooykaas bouwt in het weer vrijgekomen hoekpandje een houten aanrechtblad en stellingen in de keuken, zodat er een weer voor grote aantallen gekookt kan worden. Zijn dochter Carine maakt een fotowand van alle leden, die jarenlang tegen een meerkleurige achtergrond het Hoekpandje heeft opgesierd. En tal van mooie nieuwe initiatieven zien het licht. 2007 is de start van kookclub ‘Floris culinair’ die elke donderdag kookt, en ook van de Floriscoop. Er worden schilderworkshops georganiseerd.
Gezelligste Straat
In 2007 behaalt de Graaf Florisstraat de tweede plaats bij de landelijke verkiezing ‘Gezelligste straat van Nederland’. En op 24 januari 2008 vindt in aanwezigheid van prinses Máxima de uitreiking plaats van de OpzoomerAwards. In de categorie ‘Creatieve Straat’ wint de Graaf Florisstraat de 1ste prijs.
In 2009 wordt in juni een heus Midzomernachtfestival georganiseerd, onder de welluidende titel ‘Verschillen Smaken’ – met kinder- en kunstactiviteiten, theater, eten, muziek en een groot feest.
In het najaar van 2009 is er weer een beeldbepalend event. De straat ergert zich al jaren aan het transformatorhuisje van Eneco, op de hoek met de Heemraadssingel. Het wordt gezien als een vloek in zijn omgeving. Er is een prijsvraag uitgeschreven onder vijf ontwerpers uit de straat. Het winnende ontwerp van Roeland Otten beoogt het huisje te laten verdwijnen door een optische illusie met grote foto’s. De feestelijke onthulling is op 17 oktober 2009. Zijn ontwerp zal uiteindelijk ver buiten onze landsgrenzen bekendheid krijgen.
Transformatorhuisje
En in de jaren die volgen, zijn er talloze nieuwe initiatieven. Gluren bij de Buren. Muzikale initiatieven. Kinderkookcafé ‘Koken bij Flo’ (2011 – heden). Er komt een stoeptuin rondom het pandje. Een tekenclub. Halloween en de kerstborrel worden jaarlijkse tradities. Regentuinen, straatspeeldagen, kledingruilbeurzen, lezingen, workshops, spelletjesavonden. En talloze verjaardagen en soms zelfs een huwelijk worden gevierd in 88A. Tijdens de corona-pandemie moet onze soos noodgedwongen dicht. Het blijkt een uitgelezen moment om een grondige verbouwing voor te bereiden, die via online ALV’s wordt doorgesproken. We hebben inmiddels aardig wat middelen in kas en zoeken en vinden voldoende aanvullende financiële middelen om een prachtige nieuwe keuken te realiseren (met inductie en eindelijk een goede afzuiging), het toilet te verbouwen en een bijkeuken te realiseren. Onze vereniging bloeit. En nu is er dus ons fantastische Eeuwfeest!
Gies was erbij vanaf het eerste uur. En nu, na 25 jaar, zit we weer in het bestuur. Ze is een vat vol verhalen en anekdotes – in een volgende TelegraafFloris kom ik er op terug. En Claas constateert: “De oude mensen kregen we destijds niet mee. Nu ben ik zelf een ouder mens en kom ik er ook nooit meer. Misschien moet ik dat toch maar eens doen.” Hij komt zeker op het eeuwfeest. En op mijn uitnodiging om samen weer eens te koken voor de goegemeente komt verrassend genoeg: dat zou ik wel leuk vinden! Er zijn vast meer hobbykoks in onze straat. Laten we de regelmaat er weer inbrengen.
Wie ik er ook over vertel, iedereen is onder de indruk van wat we hier met elkaar hebben in de Graaf Florisstraat. Laten we het koesteren en er nog vele jaren met elkaar van genieten.
De straat met een website en een krant, hoe het ooit begon…
Waar de gevels van de huizen inmiddels al minimaal 100 jaar oud zijn, leeft de straat ook al zo’n 23 jaar in andere een dimensie, namelijk als website in cyberspace… Tijd voor een trip door het digitale archief.
2000 – Website 1.0
4 maart 2000 was de datum waarop het allemaal begon. Op een regenachtige dag zien we zien we Graaf Floris zelf in vol ornaat, gezeten op zijn witte paard, over de brede stoep richting de Heemraadssingel schrijden om daar het bordje met het adres www.graafflorisstraat.nl te onthullen en de straat officieel het digitale tijdperk in te loodsen. De website was hiermee geopend, waarna de technofanfare van autokunstenaar Olaf Mooij deze feestelijkheid nog eens extra muzikale kracht bij zette.
De website zelf was in de weken daarvoor gebouwd door Gies van de Kamp, die in die tijd haar hand oefende als grafisch ontwerpster. Ze gebruikte het programma GoLive. De eerste versie van de site is voor de gelegenheid van het eeuwfeest weer even live gezet, zie https://graafflorisstraat.nl/oudst/. In die tijd was je nog blij met weinig. De site was wars van web conventies – die waren er toen nog niet – en oogt heerlijk vintage.
De afbeeldingen hield Gies express klein, want anders duurde het laden van de website veel te lang. De site was gevuld met weetjes, handige telefoonnummers, geschiedenis en aankondigingen. Na de initiële livegang nam Jeroen Leemans het onderhoud op zich.
2006 – De TeleGraafFloris – stencileditie
Voor de eerste editie van de TeleGraafFloris, de krant van de straat, gaan we terug naar 2006. Harold Smits presenteert de uitkomsten van een onderzoek naar de leefbaarheid van de straat dat onder 55 bewoners is uitgevoerd. Samen met opbouwwerker Thessa Bakker wordt er een conceptagenda opgesteld om de leefbaarheid verder te vergroten en €9000,- straatbudget zeker te stellen. Onderdeel daarvan was een nieuwsbrief voor de communicatie en voilá: de straatkrant zag het licht.
“We wilden veel leden voor de straatvereniging werven, zodat we met zijn allen het pandje 88a konden huren “, vertelt Harold Smits, “daarom moest er programmering zijn. Daarbij was de straatkrant essentieel. We communiceerden allerlei ideeën alsof ze al helemaal uitgedacht waren. Die moesten daarna dan wel uitgevoerd worden.” De naam TeleGraafFloris vond de redactie goed passen bij de smeuïge, lichtvoetige schrijfstijl die men in de krant hanteerde.
2007 – Website 2.0 – Blogger, Facebook en Twitter
In 2007 werd de straat website gerebrand door Harold Houdijk met een modernere en lichtere look&feel als resultaat. De inhoud bleef zo’n beetje gelijk.
In 2004 was er al een straat weblog opgericht bij Google Blogger. Weblogs waren helemaal hip in de noughties en hier werden alle nieuwtjes van de straat geplaatst. Ofschoon in de archiefmodus, is dit weblog nog steeds live en te bekijken op https://graafflorisstraat.blogspot.com/, zeker een bezoekje waard voor de nostalgen onder ons.
In 2011 kwamen daar ook nog eens Facebook en Twitter (@GraafFlorisStr) presenties bij. De Graaf Florisstraat was all over the place.
2008 – TelegraafFloris – PDF versie
Harold Smits is drie jaar lang hoofdredacteur van de inmiddels vier keer per jaar verschijnende TelegraafFloris als Kees de Wit in 2009 het stokje overneemt. Kees gebruikt InDesign en transformeert de krant naar een fraai gestyleerde PDF-versie die per email verstuurd wordt naar de abonnees.
In 2011 neemt Luuk van der Meer de hoofdredactie over. De redactie groeit en er wordt steeds serieuzer geschreven. Er komen nieuwe rubrieken zoals De Verbouwing, Vanouds en Kids-in-the-Street en er komen vaste columns (Liesbeth en John) en veel recensies (cafés, restaurants, speeltuinen). De krant wordt daarmee ook steeds dikker.
2014 – Website 3.0 en TelegraafFloris nieuwsbrief
In 2014 dan verschijnt de website in zijn huidige vorm. Het ontwerp is wederom verzorgd door Harold Houdijk. De techniek wordt gedaan door Peter Reitsma, de nieuwe hoofdredacteur wordt en tevens webmaster. De site is gebaseerd op het content management systeem WordPress en kan daarom gemakkelijk geüpdate worden, hiermee is het separate weblog niet meer nodig. De nieuw geschreven artikelen worden allemaal op de website gepubliceerd. De TelegraafFloris wordt een vier keer per jaar verschijnende elektronische nieuwsbrief met daarin verwijzingen naar de nieuwe artikelen op de website. De redactie bestaat afwisselend uit zo’n 4 tot 5 mensen die per krant zo’n 10 tot 15 artikelen schrijven.
Statistieken
Bij een website en nieuwsbrief kun je allerlei zaken meten.
aantal jaargangen TelegraafFloris
18
aantal abonnees
366
totaal aantal artikelen
651
aantal bezoekers/maand:
~1400
totaal bezoekers sinds 2017
83300
terugkerende bezoekers sinds 2017
640
bouncepercentage
~75%
gemiddelde sessieduur
1m30
Vanwege het al vele jaren gestaag groeiend aantal artikelen over veel uiteenlopende onderwerpen heeft de website een hele hoge vindbaarheid, oftewel, komt hij hoog terug in de Google zoekresultaten. Dit heeft als gevolg dat we veel bezoekers krijgen die eigenlijk niks op de site te zoeken hebben. Dit is terug te zien in het hoge bouncepercentage (=bezoekers die niet verder komen dan één pagina op de website) en de relatief korte gemiddelde sessieduur.
In de Graaf Florisstraat is al menig kind onderricht in het koken. Nina gaat langs bij Robert, die mede aan de wieg stond van het kinderkookcafé in ons Hoekpandje. Een culinaire reis in de tijd.
Manuela Spruit en Mayke Hegger waren ermee begonnen in 2011. Twee moeders uit de Graaf Florisstraat startten een kookclub voor kinderen uit de straat. Hun eigen kinderen waren toen 5 en 6 jaar. Aangevuld met vriendjes en vriendinnetjes rond dezelfde leeftijd waren er maximaal 15 kinderen per keer. Eén daarvan was Lotte, van #26. De tweede keer blijft haar vader Robert bij het ophalen plakken en raakt met deze moeders aan de praat. “Ze vroegen of ik mee wilde doen. En zo is het gekomen.” Vanaf toen waren er drie vaste krachten. Vijf jaar lang heeft deze brigade ‘Koken bij Flo’ gedraaid met een redelijk vast cluppie kinderen, iedere eerste woensdag van de maand. Als ik met Robert samen door de recepten, foto’s en berichten scrollen komt het allemaal terug. “We hebben een geweldige tijd gehad. En wat hebben we veel verschillende dingen gedaan!”
Teamwork
De hele woensdagmiddag waren ze dan bezig. Uit school ging ieder eerst thuis een boterham eten; na de lunch begon het. Eerst met elkaar de recepten bespreken, dan koken, en aan het eind samen eten. Meestal een 3-gangen diner. Maar soms kookten ze op thema van een ingrediënt. Bijvoorbeeld alles met mais (maismeel, maissoep, popcorn); alles met tomaat (zelf ketchup maken!)
Officieel duurde het tot 17 uur, maar vaak liep het wel uit. Soms prikten de ouders ook een vorkje mee, als ze hun kroost kwamen halen. Er was meestal toch wel genoeg. De ouders (en eventueel meegekomen jongere broertjes/zusjes) zaten dan op de tweede rang, terwijl de jonge koks en het ondersteunend ouder-personeel aan de lange tafel in het midden zaten te eten. “Het was superleuk om te doen! Maar na zo’n woensdag was ik wel afgedraaid, hoor!” Al ging het in de loop van de tijd wel steeds makkelijker. “We raakten op elkaar ingespeeld en de kinderen konden ook steeds meer.”
Brandnetels plukken voor de soep
Kinderen leren er een hoop. Ze leren over hygiëne (“beginnen met handen wassen”) en technieken: veilig leren snijden, het koken zelf, erbij blijven, goed roeren. En ze leren er eten! “Kinderen eten er een stuk beter dan thuis. Ze hebben het immers zelf gemaakt, dus dan gaat het er wel in.” Wat ze thuis niet lusten, gaat schoon op bij Flo. Rodekoolsoep? Geen probleem. En tot slot is er ook het sociale aspect. Ze leren elkaar kennen – “het was jarenlang een redelijk vast groepje” – de tafel dekken, gezamenlijk eten. “Waarschijnlijk helpt die groepsdruk ook wel om het eten gewoon op te eten.”
Ja, ze aten de gekste dingen zonder probleem gewoon op. Er was zelfs één keer dat de kinderen hun ouders moesten manen toch tenminste één hapje te proeven van wat zij hadden gekookt. “Geen van de ouders die het wilde. Het was gewoon de omgekeerde wereld!,” lacht Robert. Wat stond er die keer op het menu? Het was in de editie ‘Koken voor de toekomst’. Op het menu stonden bugs balls (bitterballen van meelwormen); ravioli gevuld met ricotta, spinazie en meelwormen; sprinkhaan bonbons; koekjes van buffalo’s (ook een soort sprinkhaan); en mini-loempia’s van ‘sprinkhanen zonder vleugeltjes en pootjes’. In 2014 hadden ze in de Graaf Florisstraat dus al een vooruitziende blik. “Aangezien het met de huidige groei van de wereldbevolking in de toekomst nodig zal zijn om insecten te gaan eten, dachten wij: laten we alvast een voorproefje nemen”, valt er te lezen in het verslag van die keer.
Insecten eten
Het jaar 2012-2013 stond in het teken van ‘Koken in Kleur’. Elke editie stond een andere kleur centraal: bruin, geel, groen, oranje, paars, rood, roze, wit, zwart. Alle gerechten werden die maand dan in die kleur gemaakt. Voor ‘Flo ziet groen’ weet Robert nog dat hij handschoenen had meegenomen van zijn lab. Eerst gingen ze met de kinderen brandnetels plukken in de Spoortuin, daar werd dan soep van gemaakt. Verder stonden er die keer spinazie risotto en kiwi taart op het menu.
Worst draaien
In het jaar 2013-2014 deden ze ‘Met Flo de wereld rond’ – elke maand stond de keuken uit een ander land centraal, “soms met een gastkok – echt leuk!”. Aziatisch: garnalen gewikkeld in noedels en dan gefrituurd; fortune cookies; gyoza’s; Vietnamese verse loempia’s met dipsaus. En ook de Joodse keuken, Indonesisch, Duits, Spaans, Italiaans (met een heuse Italiaanse oma die toevallig bij haar dochter op bezoek was als ‘special guest’). Bij die gelegenheid wordt de saus uit de titel bereid. En voor Halloween natuurlijk: de keuken van Transsylvanië! Met mummies, hagedissenogen en heksenvingers.
Toen Suriname op het programma stond namen ze de kinderen mee naar de Toko om zelf inkopen te doen. “Gatver, wat stinkt het hier!” riep er eentje spontaan bij binnenkomst. Als ouder kan je dan wel door de grond zakken. Gelukkig kon de eigenaar er wel om lachen. Casave, okra en bara’s en pom stonden op het menu. En ook hier weer: zelf bereiden doet eten. Geen onvertogen woord over geuren of smaken.
In het vijfde jaar was er ‘Flo Lab’. Dingen uitproberen en meer nadruk op de kennis van de ingrediënten. Zo hebben de kinderen zelf worsten gemaakt. Of die keer ‘Van vast naar vloeibaar en andersom’: mayonaise, kaassouflés, gezonde fruitgummy’s en crème brulée. Een aflevering ging over verschillende soorten suiker, en het gebruik van suiker als conserveringsmiddel. Ook deden ze een proefje: suiker laten kristalliseren op een touwtje en dat een nachtje laten staan. En dan de verbaasde reacties!
Dorade in zout
Of die keer over het thema ‘zout’. Gerechten met verschillende bereidingen met zout, zoals dorade in een zoutkorst. “Daar moesten we een hamer bij halen om het open te maken.” Ook deden ze een proefje met zout in verschillende verdunningen. Beginnen bij het eerste glas, waarin 1 theelepel zout opgelost zat. Proeven en beoordelen: ‘Oeh! Zout!’ Vervolgens laten proeven van steeds sterkere concentraties, met twee theelepels, drie, enzovoorts. En daarna weer terug naar het eerste glas – dat smaakte dan helemaal niet meer zout, maar haast zoet. “Hè? Hoe kan dat nou?!” En daarna gerechten maken met andere smaakmakers dan zout.
Ook een gedenkwaardige was het thema: Bicarbonaat. Over de verschillende eigenschappen daarvan. Daar maakten ze deze ‘misselijke pompoen’.
Misselijke pompoen
En in mei 2015 was er een ‘DIY Flo’ – dingen zelf namaken: mueslirepen, vanillevla, hoestbonbons, bounty, cruesli, borrelnoten.
Op een keer komt RTV Rijnmond filmen bij Koken bij Flo, als ze een documentaire aan het maken zijn over Mooi Mooier Middelland. “Dat was hartstikke grappig.” De kinderen hadden zelf spullen gekocht en ook zelf bedacht wat ze wilden maken. “We waren echt onder de indruk van wat ze hadden gemaakt. Echt goed gekookt!” Achteraf dachten ze, ‘we hadden dit veel eerder moeten doen’. Al dat werk wat ze erin stopten om steeds weer nieuwe dingen te verzinnen. Die kinderen konden dat – inmiddels – zelf prima!
De kinderen werden ouder, kregen andere bezigheden en hobby’s. Mayke verhuisde uit de straat en de andere twee ouders vonden het na vijf jaar ook wel best. Ze plaatsten een oproep in de TelegraafFloris en hopen dat andere ouders er verder mee willen gaan.
In oktober 2015 overwint Petra haar vrees voor ‘activiteiten-met-grote-groepen-kinderen’ en herstart de kinderkookclub samen met Daniela en Fleur, onder de naam Koken à la Flo. De frequentie wordt ook aangepast: van een keer per vier weken gaat het naar vier keer per jaar. Beter behapbaar. In juni 2018 gaat Petra door met Nina en Marjan, die er na de zomer Mechteld bij halen, als Petra ermee stopt. En eind 2022 hebben zij de pollepel weer doorgegeven aan het huidige team: Lisanne, Marjolijn, Barbara en Hanneke.
Een tip voor de huidige sous-chefs – en eigenlijk voor iedereen wel: kijk vooral eens op de site van de krant (zoek op blogspot). Je vindt er voor jaren inspiratie! Inclusief alle recepten. De grondleggers hebben een fantastische erfenis achtergelaten. Ze mogen er trots op zijn dat ze een ware culinaire traditie zijn gestart die telkens weer nieuwe jonge chefs in het Hoekpandje samenbrengt, waar ze contacten opdoen met andere kinderen uit de straat en de geheimen en het genot van het koken en het proeven mogen leren. Smakelijk eten!
Altijd leuk om foto’s van toen en nu te vergelijken. Zeker als het over onze jarige straat gaat. De nostalgische plaatjes uit de verzameling van Arnold Tak die in de vorige TGF’s verschenen laten een jonge straat zien, leeg nog, met veel ruimte voor de toekomst.
De prille platanen accentueren met hun dunne stammetjes de verticale lijnen van de architectuur en markeren de overgang tussen trottoir en rijweg. In de fotoreeks zie je de bomen langzaam maar zeker uitgroeien tot de markante exemplaren die het nu zijn, ondanks het regelmatige snoeiwerk majestueus en onlosmakelijk verbonden met het beeld van de Graaf Florisstraat. Ze zijn zo kenmerkend dat ze ook in het logo van de straatwebsite niet ontbreken. In het stuk van Gies van de Kamp en Jan Sjoerdszoon van de Kamp kom je meer te weten over de platanen.
Lange tijd vormden deze reuzen de enige groene elementen in de straat. Tot in 2013 ons initiatief voor XL-geveltuinen werd gerealiseerd. Geveltuinen van 1,5 stoeptegel waren altijd al toegestaan, maar die zijn door hun geringe diepte kwetsbaar en het risico op verdroging is groot. De ambtenaren van de Deelgemeente waren snel overtuigd door de met stoepkrijt getekende contouren van de voorgestelde geveltuinen; met onze brede stoepen bleef er voldoende ruimte over om te lopen en te spelen. Bovendien dragen de geveltuinen met hun gevarieerde en veelal bloeiende beplanting bij aan de biodiversiteit, vangen ze een deel van het regenwater op dat op de stoep valt en geven ze de straat een vriendelijk en vrolijk aanzien. De Vereniging wist in overleggen met bewoners ook enkele bezwaren ten aanzien van het onderhoud (verwaarlozing) en de omvang van de planten (geen bomen) weg te nemen en via [email protected] stroomden de aanvragen voor een geveltuin binnen. Mijn wens van een grote geveltuin bleek een breed gedeelde.
In het eerste jaar hebben Nienke Bouwhuis en ik met financiële en materiële hulp van de Deelgemeente gezamenlijk met de bewoners zo’n 28 geveltuinen aangelegd. De gemeente voorzag de toekomstige geveltuinen van stevige betonbanden, verstrekte worteldoek en bemeste tuinaarde. Vervolgens was het aan de geveltuinierders om tegels te lichten, het zand tot 30cm diepte uit te graven en te vervangen door de tuinaarde en tot slot de planten erin te zetten.
Deze planten waren geselecteerd op verschillende eigenschappen: geschikt voor droge schaduw, in verschillende jaargetijden bloeiend (goed voor insecten, leuk voor ons), niet te hoog, aangevuld met enkele wintergroene planten. Succesvolle keuzen bleken: Persicaria amplexicaulis cultivars (dit is niet de invasieve Japanse duizendknoop!), Geranium Rozanne maar ook de wintergroene Geranium macrorrhizum, Nandina domestica (de schijnbamboe), Skimmia, Heuchera, Choisya (bv Aztec Pearl). Een plant die laatste tijd in steeds meer geveltuinen opduikt is de Fatsia japonica (ja, die kamerplant) die met zijn grote blad voor flink wat volume zorgt. Maar ook de bollen doen het goed. De sneeuwklokjes, lenteklokjes, tulpen en narcissen zorgen vanaf het einde van de winter niet alleen voor kleur maar voorzien bijen en andere belangrijke bestuivers ook van stuifmeel en nectar in een periode dat het voedselaanbod nog gering is. Het aantal geveltuinen groeide en groenliefhebbers uit de straat vonden elkaar tijdens de verschillende planten- en bollenacties die we organiseerden, met als ludiek hoogtepunt de uitreiking van de Geveltuin Award voor de mooiste geveltuin.
De gevarieerde geveltuinen trekken verschillende soorten bijen, hommels en vlinders aan, merels scharrelen in de grond op zoek naar een verse worm. De meerwaarde van het groen werd gezien, dit smaakte naar meer! Dus toen we met de hele straat een mooi bedrag bij elkaar hadden gespaard met de zogenaamde ‘Middellandjes’ (cheques voor bewonersinitiatieven) en iedereen de gelegenheid kreeg om een mooie bestemming te pitchen, was de keuze al snel duidelijk voor onze Vereniging. De voorstellen van Franz Ziegler en Jeroen Zuidgeest voor de opvang van regenwater en voor meer vergroening van de straat werden gecombineerd in een nieuw initiatief: de Regentuinen van de Groene Graaf. Aangevuld met Peter Reitsma kregen we zowel de bewoners als de gemeente enthousiast voor de aanleg van in eerste instantie één regentuin als pilot. Regentuinen werken als berging van regenwater, als sponzen.
De regenpijp van ons verenigingspand 88A werd afgekoppeld: de pijp werd doorgezaagd en aangesloten op een regenton. Handig om voor het begieten van de geveltuin van 88A. Zit de ton vol, dan loopt het water via een uitsparing in de tegels naar de lijngoot langs de regentuin. Vandaaruit loopt het door een kokosdrain op een grindbedje dat onderin de regentuin ligt.
Het water is dan beschikbaar voor de planten in de regentuin en het teveel aan water krijgt de gelegenheid om rustig de grond in te zakken. Hoe meer regenwater er wordt opgevangen, hoe beter voor het milieu. Het schone regenwater belast het riool niet, zodat tijdens piekbuien het riool gewoon kan blijven functioneren en niet hoeft te worden overgestort op de singels. Het water blijft in het gebied waar het valt en voorkomt uitdroging van de ondergrond. De zichtbaarheid van dit systeem draagt sterk bij aan het bewustzijn en een zorgvuldige omgang met water. Steeds meer bewoners schaffen ook een regenton aan. Al het groen (bomen, gevel- en regentuinen samen) gaat ook hittestress tegen: waar stenen hitte vasthouden, zorgt groen door middel van schaduw en verdamping voor koelte in de straat tijdens warme perioden.
Na evaluatie van de pilot tuin bij 88A, volgde toestemming om dit op de straathoeken langs de oostzijde als een terugkerend thema te herhalen. Hier is namelijk de meeste ruimte beschikbaar (brede stoep en geen kabels en leidingen in de grond) en hebben de tuinen de grootste impact op het straatbeeld.
De Groene Graaf neemt samen met betrokken bewoners het onderhoud van de regentuinen voor haar rekening. Een helpende hand is altijd welkom, bijvoorbeeld om onkruid en vuil te verwijderen of in lange droge perioden water te geven. De planten in de regentuinen krijgen over het algemeen meer zon dan de geveltuinen en per tuin verschillen de condities. Het sortiment is daarom aangevuld met o.a. Phlomis (een sterke plant met gele bloemen en een sterk architectonisch winterbeeld dankzij de zaaddozen die in bolletjes langs de stelen gegroepeerd zijn), Hydrangea quercefolium (eikeblad hortensia met witte bloempluimen en een schitterende rode herfstkleur), wintergroene Mahonia (belangrijke stuifmeel- en nectarleverancier in de winter), verschillende siergrassen zoals Calamagrostis brachytricha (diamantgras) en de sterke laagblijvende Carex morrowii (Zegge), Nepeta (rijkbloeiend kattekruid) en Verbena bonariensis (IJzerhard met trosjes lila bloemen op lange stelen), Echinaceae (op de echt zonnige plekken), Bergenia (schoenlappersplant) en verder bollen zoals Allium Purple Sensation (de bekende paarse ui) en Muscari armeniacum (blauwe druifjes). Kortom, de regentuinen vormen een mooie aanvulling op de geveltuinen.
Waar de straat voorheen voornamelijk een verkeersfunctie had, heeft zij dankzij het groen meer een verblijfsfunctie gekregen met ruimte voor zitplekken, ontmoeting en meer betrokkenheid bij de buitenruimte. De platanen, XL-geveltuinen en regentuinen versterken de architectuur en maken onze straat klimaatbestendiger en socialer. De Graaf Florisstraat is en blijft – voor mij – de mooiste straat van Rotterdam.
Alweer ruim 10 jaar geleden zat de redactie van onze prachtige website bij elkaar en bekreunden we ons over de vraag wat in het vervolg een pakkende, steeds terugkerende rubriek zou kunnen zijn. En toen kwam ik op het lumineuze idee – jawel minder was het nie – om de kinderen in de straat aan het woord te laten. Vond iedereen een goed plan en daarmee was de serie ‘Kids in the street’ geboren. Maar de consequentie van het opperen van een goed idee is meestal, wie kent het niet, dat je het dan ook maar zelf moet gaan doen. En zo waren in oktober 2012 de eerste ‘gelukkigen’ Gijs en Job, van nummer 40 die inmiddels uitgegroeid zijn tot binken, die me in een klap neer zouden kunnen slaan, maar gelukkig zijn ze vreedzaam opgevoed door Leida en Dolf. Daarna zijn er veel Kids gevolgd en als je de bijgaande collage van foto’s ziet, kan je je wel voorstellen hoe leuk het was en nog steeds is om die mini interviews te doen. En wat is me terugkijkend in de afgelopen jaren opgevallen in een paar onderwerpen die ik telkens liet terugkomen?
School: niet zo verrassend misschien: de meeste kinderen zitten, of nu voor een flink aantal…zaten, op de Montessorischool, zo’n beetje aan het eind van de straat dus. Maar ook de van Oldenbarneveltschool, Vierambachtschool, RotterdamseSchoolvereniging zijn populair en wat valt op: alle kinderen zijn positief over hun school, ze vinden de juffen en meesters zonder uitzondering leuk. Geliefd zijn ook de pauzes, jaja lekker spelen en achter elkaar aan rennen. Gelukkig scoren taal en rekenen ook flink en heb ik geen één kind horen klagen over school. Misschien doen ze dat aan de ontbijttafel wel, dus …beste ouders…bij mij niet, dat geeft hoop voor de toekomst.
Hobby/sport: tsja, wat daar allemaal langs kwam….voetbal, ik heb heel wat voetballertjes langs zien komen, maar niet één heeft het Nederlands elftal al gehaald, wie weet komt dat nog. Verder wordt er gehockeyd, geturnd, hard gelopen, hoog gesprongen, gehonkbald, gezwommen, geskied, paard gereden en ik zal er vast wel een paar vergeten….en oh ja, biljarten heb ik niet gehoord, toch iets waar ik dan de beste in zou kunnen zijn. Maar het is toch fantastisch om te zien dat al die kinderen op de een of andere manier bezig zijn met een vorm van sport. Verder heb ik gitaren langs zien komen, piano’s, blokfluiten en vaak kreeg ik een korte demonstratie van hun kunnen, en ik kon dan niet anders zeggen dan…ga door, oefening baart kunst, hoewel ze me dan wat wazig aankeken, met een blik van…wat bedoelt die man toch, kunst met een baard?
De toekomst: wat zou je later willen worden, was steevast mijn slotvraag. Niet elk kind had daar al over nagedacht, maar toch kwam er een keur aan beroepen- langs, zoals…piloot, acteur, rechter, uitvinder, dierenarts, patholoog anatoom, jawel, politieagent, gameontwerper, proever bij restaurants, binnenhuisarchitect en ook hier zal ik wel een paar vergeten zijn, maar hoe dan ook, er wordt over nagedacht, gefantaseerd in die kleine koppies, mooi toch?
Maar het allermooiste vond ik toch wel om van alle kids die open blikken te zien, die onbezorgdheid, dat vertrouwen in de toekomst, het plezier in het leven, die positieve instelling dat het wel goed zal komen, en wat ze helaas nog niet weten is dat het de grootste uitdaging is dat gevoel, die instelling, vast te houden en echt mee te nemen naar de toekomst, hoe die toekomst met al zijn problemen er ook uit zal zien.
Ik hoop in ieder geval nog lang door te gaan met deze serie, kids genoeg, wie weet tot ik net als de straat 100 jaar ben, hoewel…..nee, dan moet een ander het toch maar op tijd overnemen.
Het was de zomer van 2006 dat de TeleGraafFloris voor het eerst het leven zag. Eerst als stencil, toen als PDF en daarna als email nieuwsbrief, de huidige vorm. Nu, in jaargang 18 inmiddels, is er ter ere van het eeuwfeest een eenmalige papieren editie gemaakt in een oplage van maar liefst 1000 stuks. Maar deze editie is ook digitaal te downloaden, wel even geduld hebben, want hij is groot.
In deze feestelijke eeuweditie kijken we op allerlei manieren terug op 100 jaar Graaf Florisstraat: de bouw van de straat, de mensen die er wonen en woonden, de tweede wereldoorlog, de malaise die eind vorige eeuw intrad, het ontstaan van de Vereniging Ter Bevordering, het ontstaan van deze straatkrant en de website, de festiviteiten en andere initiatieven die we de afgelopen jaren gehad hebben, de verankering in Middelland, de kids-in-the-street, de groene initiatieven en nog veel meer.
De redactie heeft met heel veel plezier aan dit nummer gewerkt en wenst u dito leesplezier toe en een heel mooi Eeuwfeest!
‘Ik niet van hem’, het was eruit voordat ik er erg in had. De vriendelijke vrouw had mij in de drukke tram gezegd dat Jezus van mij hield. Het was een lange dag geweest waarin ik me over veel zaken had opgewonden. Maar toch was ik overvallen door mijn eigen reactie.
Die avond besloot daarom te ontspannen met behulp van de BBC documentaire Serengeti. Aangelokt door de trailer vol prachtige natuurbeelden, ondersteund met Afrikaanse muziek, had ik al eerder besloten deze serie te gaan kijken. Algauw kwam ik tot de conclusie dat ik vooral zat te kijken naar waar een dierenleven op de Savanne uit bestaat: paren, het recht van de sterkste maar vooral vreten en zorgen dat je niet opgevreten wordt.
Dat ik toch bleef kijken had te maken met het feit dat de natuur kennelijk wreedheid compenseert met schoonheid, want wat zou zo’n leven op de Savanne zijn zonder de stralende zon, het gras aan de poten, het heldere water en het gezang van vogels?
Door mijn eigen empathisch vermogen, bovendien, kon ik deze natuurdocumentaire beleven als een drama. Alhoewel… opeens schoot mij een gevoel van onbehagen te binnen bij de herinnering aan een andere natuurdocumentaire waarin een school in paniek rondzwemmende haringen van onder werd opgevreten door orka’s en van bovenaf door vogels. Dit tafereel kreeg het commentaar: ‘Een feestmaal’
In zijn werk Das Unbehagen in der Kultur (1930), Freuds invloedrijkste en somberste cultuurtheoretische geschrift, is hij heel stellig in zijn overtuiging dat de cultuur, of de ‘algemene vooruitgang’, de mensheid in elk geval niet gelukkiger heeft gemaakt noch in de toekomst gelukkiger zal maken. Daarvoor vraagt ze te grote offers van de mensen. Ten eerste stelt ze restricties aan het uitleven van het seksuele libido. Ten tweede onderdrukt ze stelselmatig de natuurlijke agressieve neiging van de mens. Met die eerste beperkingen valt nog wel te leven, de libidineuze energie laat zich zonder veel problemen sublimeren, met of zonder steun van de psychoanalytische therapie. Moeilijker wordt het al als de cultuur gaat eisen dat de liefde wordt uitgebreid naar alle leden van de grotere gemeenschap. Met andere woorden, de liefde, een in wezen exclusieve drift die haar objecten zoekt in een zeer kleine kring, moet ten behoeve van de cultuur getransformeerd worden tot een solidariteit met alle leden van de gemeenschap, of, beter nog, in een universele solidariteit met de mensheid. Het christelijke gebod ‘hebt uw naaste lief als uzelf’. Dit gebod vindt in Freuds ogen geen genade. Het is volgens hem zowel onrealistisch als onbehoorlijk. Het doet afbreuk aan de aard van de liefde, die per definitie exclusief is. Iedereen liefhebben is niemand liefhebben; bovendien zijn er genoeg naasten die terecht onze haat verdienen. Het gebod van de naastenliefde is als fluiten in het donker: hier wordt de menselijke natuur bewust ontkend. De mens is nu eenmaal geen zachtmoedig, liefhebbend en beminnelijk wezen; agressiviteit en wreedheid zijn in zijn natuur ingebakken.
In dit weekend vieren we de wederopstanding van Jezus en herdenken zijn lijden. Dankzij de grote componist Johan Sebastian Bach kunnen wij dit drama beleven als een universeel drama.
Nog steeds wassen vele Pilatussen hun handen in onschuld, worden volksmassa’s opgezweept en sterft de rechtvaardigheid zowel in de grote wereld als in onze stad. Toch zegt Freud ons met Jezus: ‘wie zonder zonde is werpen de eerste steen’. Uiteindelijk zullen we met onszelf in het reine moeten komen voordat we de ander en anderen de maat nemen. Dit alles kon ik natuurlijk niet uitleggen aan die vriendelijke vrouw in de tram. In plaats daarvan verontschuldigde ik me en zei: ‘Het was niet persoonlijk bedoeld’.
Wist u dat onder de inwoners van de Graaf Florisstraat ook vele viervoeters worden gerekend? Dit zal u vast niet ontgaan zijn: viervoeters In alle vormen, maten, kleuren, geuren en smaken. Er valt op dit vlak nog veel te ontdekken in onze straat (misschien ook wel een ander aantal-voeter?) en dat gaan we doen de komende periode.
De eerste in deze reeks is Muca van nummer 35A. Een trouwe, op het oog rustige viervoeter die heerlijk kan genieten van het zonnetje. En daar heeft deze lieve hond een fijne, slimme manier op gevonden. Kunt u hem vinden.?
Weetje:
Muca betekent koe in het Italiaans. Tja, kijkend naar Muca past deze naam erg goed! En naast het feit dat Muca leuker klinkt dan Koe voor een hond, vindt de naam zijn oorsprong in de Italiaanse roots van de familie.
Kent u een ander lief, grappig, opmerkelijk dier die Muca kan opvolgen, laat het ons weten!
Nina en Liesbeth spreken twee markante Middellanders. Een dubbelinterview met moeder en zoon die zich inzetten voor Middelland en de mensen die er wonen. Toevallig spreken we hen op de dag dat Adri Duivesteijn is overleden, de Hagenees die streed voor rechtvaardigheid en betaalbare en goede woningen voor de laagste inkomens. De ervaringen van Fatma en Aziem tonen de relevantie van deze idealen.
We ontmoeten Fatma en Aziem in het Wijkpaleis. Fatma heeft er net van de week haar 70e verjaardag gevierd, de slingers van het feestje hangen er nog. “Oh, wonen jullie in de Graaf Florisstraat?!” roepen Fatma en Aziem uit. Voor we aan het eigenlijke gesprek beginnen, wordt eerst onze straat besproken. “Dokter Roels uit de Graaf Florisstraat is al bijna 50 jaar onze huisarts. Een fantastische huisarts!” Aziem had op zijn 14e een baantje bij een zeefdrukker in de Beatrijsstraat. Van het schoonmaken van de zeefdrukken had hij een ingegroeide teennagel gekregen. “Die heeft dr. Roels er nog uitgehaald.”
Een Surinaams meisje…
Fatma is geboren in Suriname. Haar opa was zakenman, kocht en verkocht oker. Op zijn erf woonden al zijn 10 kinderen en hun gezinnen, hij onderhield 50 personen. Hij had in de buurt twee huizen gekocht, onder andere één voor Fatma’s vader, die er met zijn 8 kinderen woonde. Maar Fatma was elke dag op het erf van haar opa te vinden.
Haar vader werkte voor de Landsboerderij, een Nederlands staatsbedrijf, en produceerde er koeienmelk. Hij verdiende daar 200 gulden per maand mee. Hij vulde dat aan met een eigen gemengd bedrijf. Hij hield ganzen, koeien, schapen, geiten. En ze plantten zelf voedsel. Ze hadden het niet breed, maar ze hadden alles, ze hadden genoeg. Verse groente, vis, kip. Alles biologisch. Haar vader leeft nog. Vist nog elke dag, jaagt, melkt de koeien.
Fatma is de oudste van de 8 kinderen. Ze heeft altijd hard gewerkt op het land, zij aan zij met haar moeder. “Vrouwen waren vroeger heel sterk. Hoogzwanger aan het werk op het land. Een kind baren en meteen weer door,” vertelt Fatma. Haar moeder was heel zacht van hart. Als een kalf werd geslacht huilde ze alsof een eigen kind was omgekomen. Samen met haar moeder plantte Fatma rijst en verdiende daar 2,5 cent per dag mee. Haar ouders hadden selderij ingezaaid en dat heel goed verkocht. Het leverde 700 guldens op en daarmee konden ze Fatma laten trouwen.
Fatma’s man ging naar Nederland, Fatma volgde hem wat later. Ze was toen 20 jaar. Hoe was dat voor haar, willen we weten, wat was haar eerste indruk van Nederland? “Die begintijd was niet fijn. Ik was de eerste van mijn familie die naar Nederland ging, ik kende er niemand.” Het jonge paar woonde in Den Haag (wie weet wel om de hoek bij Adri) en had nog geen vast adres. Ze woonden in bij anderen en moesten vaak verhuizen. En alles was wennen in haar nieuwe land. Zoals? “Ik was niet gewend aan een wc. Wat was dat voor herrie, dacht ik? Oh! Water dat doorspoelt! Nog nooit meegemaakt,” zegt ze gierend van de lach als ze daar aan terugdenkt. En waar waren alle winkels? In Suriname speelt het leven zich op straat af, maar hier was alles weggestopt achter muren. Toen ze beter keek, zag ze dat er achter de muren soms winkels zaten, maar die had ze niet meteen ontdekt. “Als je op de Kruiskade loopt, zie je dat iedereen buiten op straat staat. Dat is de Surinaamse manier van leven.” Ook aan het weer was ze totaal niet gewend. Een winterjas had ze bijvoorbeeld niet. Hoogzwanger liep ze over straat, zonder jas. “Maar mensen waren heel aardig hoor, ik kreeg spontaan een jas van een mevrouw.” En van de kraamzorg kreeg ze babykleertjes. “Ja, dat was toch echt heel aardig.” Aziem nuanceert: “Maar we werden ook gediscrimineerd.” Fatma gaat daar niet op in, maar later in het gesprek komt er terloops wel wat ter sprake.
Later verhuizen Fatma en haar man naar Rotterdam, waar ze een eigen woning krijgen. En nog weer later komen ook tantes uit Suriname in Rotterdam wonen en heeft ze meer familie om zich heen. Haar eerste adres is Rotterdam was op de Buitenhofstraat. Het was een woning met 2 kamers en een zolderkamer. Daar woonde het gezin met 5 kinderen. We hebben het over de jaren tachtig. De open zolder was eigenlijk van een buurman, maar daar sliep ook een van de kinderen. Het huis had geen badkamer. Haar man had in een kast een ‘badkamer’ gemaakt. Je kon er water tappen, een teil laten vollopen. Maar er was geen afvoer, dus de teil moest geleegd worden in het toilet. De kinderen gingen in de tobbe, vader waste zich in een openbaar badhuis. Het huis was klein, er waren muizen en ratten. De omstandigheden waren echt slecht. Het waren precies dit soort omstandigheden waar Adri Duivesteijn in Den Haag en landelijk tegen ageerde.
Fatma en haar man proberen een betere en grotere woning te krijgen voor het gezin, maar jarenlang lukt dat niet. Op een gegeven moment waren de kinderen het zat en hebben zij de woningbouwvereniging aangeschreven. Dat hielp. Het gezin verhuisde naar de Beukelsdijk, waar ze een 6-kamer woning kregen mét een badkamer. Dat was het walhalla!
…dat een bekende Middellander werd
Moeder Fatma werkte aanvankelijk niet, zij voedde de kinderen op. Later is ze de moedermavo gaan doen, heeft een mbo opleiding gevolgd en is peuterleidster geworden op de Vierambachtschool. En oad – leerkracht in eigen taal. Ook is ze godsdienstles gaan geven. De islam is voor het gezin Jarmohammed een houvast en richtsnoer voor het leven. Ze heeft haar rijbewijs gehaald (‘stiekem, mijn man wilde het eerst niet zo, haha!’). Ze doet tot op de dag van vandaag allerlei vrijwilligerswerk. Van de moskee, tot de Spoortuin en het Wijkpaleis. Van voorleesmoeder tot kok. Ze is afgelopen najaar geridderd tot ‘Omloper van Middelland’, een prijs voor circulariteit in de wijk. “Ik gooi nog geen rijstkorrel weg,” zegt ze zelf. En ja, hergebruik van bakjes en papier zijn voor haar heel vanzelfsprekend. Ze is gekozen in de Wijkraad van Middelland. Ze kent heel veel mensen en iedereen kent Fatma. Een krachtige vrouw, goedlachs, heel vriendelijk. Een vrouw die zich uit durft te spreken.
“Mijn moeder heeft elke kans aangegrepen om zich te ontwikkelen,” zegt Aziem zichtbaar trots. Ze was de voorzitter van de vrouwengroep van de moskee, strijdt voor gelijke rechten. In de islam heeft de vrouw een heel hoog aanzien. Eén van de principes daaruit luidt : De eerste leerschool is de schoot van de moeder.
Rotterdam is mijn stad
Aziem is geboren en getogen in Middelland. Toen hij jong was zeiden zijn tantes die uit Suriname kwamen: ‘Je bent en blijft een buitenlander’. Hij was het daar niet mee eens. “Rotterdam is mijn stad. Ik ben hier geboren, ik ben een Nederlander.” Hij vond die houding getuigen van een slachtofferrol, en die rol wil hij niet spelen. En hij herkende zich er ook totaal niet in. Hij groeide op rond het Henegouwerplein. Een gemengde wijk. Hij voelde zich er thuis en als een vis in het water. Maar later, toen hij op de pabo voor het eerst in een heel witte gemeenschap terecht kwam, was hij voor het eerst in zijn leven ‘de uitzondering’ (met nog 3 medestudenten van kleur). Toen ondervond hij voor het eerst wat zijn Surinaamse tantes bedoelden.
Van huis uit hebben Aziem en zijn zus en broertjes veel meegekregen. Hun ouders namen ze mee naar musea. Ze hadden het befaamde vakantiepaspoort en ondernamen allerhande uitstapjes. Gingen naar toneel, kwamen in aanraking met kunst en cultuur. Het verrijken van de eigen leefwereld. Ze zijn islamitisch opgegroeid, maar niet heel streng. Vader was voorzitter van de moskee, later ook penningmeester van ISBO (islamitische basisscholen). Moeder Fatma droeg een hijab. Voor de buitenwereld zag het er streng religieus uit, maar ze zijn heel vrij opgevoed en er werd ze geleerd om zelf keuzes te maken.
Vader had een winkel in de Vierambachtstraat, het ‘Modepaleis’ – een herenmode zaak. Die straat was vroeger een elitestraat. Het Modepaleis voerde chique herenmerken als Hugo Boss, van Gils. Ze kenden de familie Van Gils persoonlijk, daar kwamen ze over de vloer. Maar de Vierambachtstraat en Middelland gingen in de jaren ’80 hard achteruit. Winkeliers werden onder druk gezet om drugs te verkopen en geld wit te wassen. De maffia zat erachter. Alle goede winkels die hier niet aan mee wilden doen gingen failliet. Ook bij hen werd de druk opgevoerd. Er is gepoogd brand te stichten. Er werd veel gestolen. Ze waren niet verzekerd, maar toen ze probeerden zich te verzekeren wilde geen verzekeraar ze hebben. De belastingdienst kwam geregeld over de vloer, op zoek naar dure schilderijen of plezierjachten. Maar ze hadden niets van dat al. Het leverde veel stress op. Verhalen deden de ronde van winkeliers die illegaal geld hadden en zakken met cash geld bij de boom dumpten bij het vuilnis, om maar niet gepakt te worden bij een inval van de politie. Het was een wilde tijd. Uiteindelijk is vader ook failliet gegaan. Daarna volgde voor zijn ouders een moeilijke tijd, al had Aziem als kind niet door dat er geldzorgen waren. Ze lieten dat niet merken. Zijn ouders hebben altijd hard gewerkt, nooit hun hand hoeven ophouden voor een uitkering.
De kinderen zaten op de Emmausschool. Het niveau ging omlaag. De ouders werden hiervoor gewaarschuwd en geadviseerd naar een andere school te gaan, om hun kinderen goed onderwijs te laten krijgen. Dochterlief zat al in groep 8, die heeft het daar afgemaakt. Voor de 4 jongens gingen de ouders op zoek naar een andere school. Ze probeerden het bij het VOS, maar daar kwamen ze er niet tussen. Ze probeerden het op de Montessorischool. Er was plek voor de drie jongsten. “Maar er geldt hier wel een ouderbijdrage”, werd hen meegedeeld. Dat was geen probleem, ze hadden toen nog de eigen zaak. “Ik denk dat ze dat niet verwacht hadden, dat mijn ouders dat konden betalen,” aldus Aziem. Zijn broers gingen er dus heen, maar werden daar wel bekeken als ‘buitenlanders’. Er waren niet veel kinderen van kleur.
Voor Aziem, die al in groep 6 zat, was daar geen plek. Via een vriend van de familie kwam hij terecht op een school in Zuid, de Elout van Zoetewoudeschool (PC). Groep 7 en 8 heeft hij daar gedaan. Elke dag alleen naar school, die kant op. En weer terug. En alleen naar Arabische les in Ridderkerk. “Het vormt je,” zegt Aziem, “je wordt er heel zelfstandig van.” Als kind begreep hij niet waarom zijn ouders handelden zoals ze handelden. Maar later begreep hij waarom ze hem niet op tijd konden ophalen, nooit mee konden met een schoolreisje.
Patronen herhalen, patronen doorbreken
Na zijn faillissement in zijn vader in het islamitisch onderwijs terecht gekomen. Fatma en haar man hebben beiden vele jaren in het onderwijs gewerkt. Aziem heeft de pabo gedaan en heeft 16 jaar op de Imeldaschool gewerkt, en eraan bijgedragen dat die school van transformeerde van ‘bijna sluiten’ naar zeer goed functionerend. Nu is hij sinds 1,5 jaar schooldirecteur van de Emmausschool, de school die hij zelf eerder verliet vanwege de slechte kwaliteit. Wat hij nu ziet bij veel van de kinderen van zijn school, zijn precies dezelfde economische problemen als toen hijzelf opgroeide in de jaren ’80. “Ik herken bij velen mijn eigen patroon en dat wil ik doorbreken.”
Aziem ziet het als zijn missie als schooldirecteur om ondanks de economische achterstelling, bij deze kinderen het geloof in eigen kunnen aan te wakkeren. Hij probeert zijn leerlingen te leren hun eigen cirkel van invloed te vergroten. Hij wil zijn leerlingen een gevoel van eigenwaarde meegeven en vertrouwen in hun eigen kunnen. En de ouders geeft hij mee: je kind is belangrijk, investeer in ze en laat ze zich ontwikkelen. Zoals zijn ouders ook bij hem deden.
Vorige week was de afsluiting van ‘De Muren hebben oren’, een gezamenlijk pilot project van de Emmausschool en de Montessorischool. De leerlingen interviewden elkaars gezinnen en presenteerden de uitkomsten aan elkaar en de ouders in het Wijkpaleis. Fatma was er ook bij. Een aantal kinderen ging de vlaggen die er hingen kapot maken. Ze sprak ze aan en zei: laat meester Aziem het niet zien! De kinderen waren meteen gekalmeerd. “Mijn zoon heeft aanzien bij die kinderen, hoor!”, zegt ze vol trots.
Wij zijn allemaal buurtbewoners
Aziem heeft tot zijn 25e in Middelland gewoond. Hij werkt er nog, maar woont nu in Barendrecht. En hij komt nog geregeld op bezoek bij zijn ouders en vrienden van weleer. “Nog steeds is de buurt niet goed,” vindt hij. “Bij sommige winkels zitten kogelgaten in de muren.” Ook ziet hij veel moderne slavernij (een Pool is recent omgekomen bij de val van een dak bij het plaatsen van zonnepanele omdat hij niet goed beveiligd was). Hij ziet ook dat de Middellandstraat nog steeds vol witwaswinkels en junks is.
Fatma brengt hiertegen in dat zij zich veilig voelt. Dat ze iedereen kent en gelukkig is. Aziem meent daarentegen dat mensen kunnen gelukkig zijn en zich veilig kunnen voelen, maar dat er nog steeds misstanden zijn.
We vragen Aziem wat er nodig is om de buurt te verbeteren. “Ga kijken achter de muren en voordeuren. Betrek mensen bij de wijk.” Gebeurt dat dan niet in bijvoorbeeld de Wijkraad? “De Wijkraad is alleen voor mensen die snappen hoe het werkt, en een bepaald taalniveau hebben.” Hij ziet dat er meer nodig is. Verschillende culturen bij elkaar is lastig, het mengt lastig. “In het Wijkpaleis lukt het”, werpt Fatma tegen. Maar Aziem betwijfelt of dat zo is.
Een sleutel tot een oplossing ziet Aziem in het onderwijs. Als je echts iets wil veranderen moet je jong beginnen. Het zou beter zijn als kinderen op postcode bij elkaar gezet zouden worden. Dan krijg je echt gemengde scholen, een afspiegeling van de wijk. Maar met hoe het onderwijs in Nederland is geregeld, is dat lastig; de scheiding is te groot.
Op het niveau van de wijk moeten we met elkaar in verbinding blijven staan, meent Aziem.
“Zeg elkaar gedag. We zijn allemaal buurtbewoners.” Fatma voegt daaraan toe dat eten mensen bindt. Tijdens het eten hoor je de verhalen, aldus Fatma. En dat is wat haar zo aanspreekt in het Wijkpaleis.
De eerste leerschool is de schoot van de moeder
Fatma is trots op Aziem. Zij herinnert zich dat op de Henegouwerschool waar Aziem als jongen zat, zij en haar man een woordenwisseling hadden met de leraar. Fatma gaf aan dat ze hun zoon later het onderwijs in wilden laten gaan. Maar de leerkracht zag dat niet in hem. Dat is toch maar mooi gelukt! Sterker nog, 4 van haar 5 kinderen zijn in het onderwijs terecht gekomen. “Ik heb mijn kinderen goed opgevoed, ik heb geen zorgen over ze.”
Aziem is dankbaar voor hoe hij terecht is gekomen. Zijn ouders zijn zich altijd blijven ontwikkelen en zich altijd blijven inzetten voor de samenleving. Zo bevlogen als hij praat over Middelland, over onderwijs, over economische achterstelling en kansen pakken, doet bij ons een vraag opkomen: “Zeg, is de politiek niet iets voor jou?” Nee hoor, niets voor hem, zegt hij. Er is geen tijd daar verder op in te gaan, hij moet terug naar zijn werk op school. Als hij het Wijkpaleis uitbeent, zien wij een jonge ‘Adri-Duivesteijn-van-het-Rotterdamse-onderwijs’ wegwandelen. En een trotse moeder die hem nakijkt. “Aziem is een rolmodel voor de kinderen.”
Met Een terugblik op het Eeuwfeest, Samen Slim Rijden, een heuse Ridderverklaring, Kids, Vanouds, Liesbeth en een reeks artikelen uit de papieren editie, maar nu digitaal...